"'n alsjn": Eerste betekenis: een els, een priem. Tweede betekenis: een slechte, venijnige vrouw. Het Middelnederlands kende "elsene, els(n)e" (priem). Daaruit moet eerst "elsen" ontstaan zijn. Dat is later als een meervoud beschouwd. Vandaar dat in het A.N. de vorm "els" bestaat naast "elsen" en "elsem". (Uit: Van Dale, Groot Woordenboek Nederlandse Taal)