"Mei zèènn brédden bluuët": met zijn bredden bloot = met zijn dikke buik bloot.
Ook in: " 'k ém mèènn brédn diek geitn mei petatn én boutermélksaas": ik heb mijn buikje rond gegeten met aardappelen en botermelksaus. Deze uitspraak komt uit Borchtlombeek, maar ik vermoed dat "brédden" ook bij ons bestaat. Wie kan het bevestigen?