"Aj was kriekel": hij was krikkel = hij was lichtgeraakt. Verwant met kregel(-ig): altijd bereid om te vechten. Afleiding bij "krijgen" (oorlog voeren). (Weynen)
"Aj was kriekel": hij was krikkel = hij was lichtgeraakt. Verwant met kregel(-ig): altijd bereid om te vechten. Afleiding bij "krijgen" (oorlog voeren). (Weynen)