Algemeen Nederlands
Het was al een flink stuk na tienen toen hij aanbelde. Het blies uit alle windstreken en de regen kletterde ongenadig tegen alles wat rechtop stond. Kortom, geen weer om een hond door te jagen. Maar hij stond daar met een ontwapenende vanzelfsprekendheid. Hij was al binnen voor ik had gevraagd wie hij was en wat hij zo laat nog kwam doen. Ik volgde het spoor van modder dat hij richting woonkamer had getrokken.
Hij groette mijn vrouw (die geschrokken de krant in de zetel liet vallen) met de hartelijkheid van een oude vriend, die je na jaren nog eens ontmoet op de begrafenis van een suikernonkel.
Ik ben Frans- Jozef zei hij, maar zeg gerust Jef.
Hij sprak keurig op de letter, maar toch hoorde ik onmiddellijk dat hij van de kanten van Lennik moest zijn. Toen ik hem binnenliet had ik echter geen auto zien staan en ik vroeg mij af hoe de kerel mijn godvergeten krocht had gevonden.
Mijnheer... begon ik. Jef! verbeterde hij. Jef herhaalde ik, zijt gij te voet van Lennik naar hier gekomen in zon weer?
Frans-Jozef (Jef dus) knoopte zijn dikke jas open en nestelde zich behaaglijk in het schapenvelletje dat over de schommelstoel hing. Ik zag mijn vrouw wanhopig kijken naar het abstracte coloriet dat hij intussen met zijn zware stapschoenen creëerde op de mat.
In mijn toestand hebt ge geen koets of paard meer vandoen zei hij. Geef mij een druppel en ik zal u eens iets vertellen, dat ge niet gemakkelijk gaat geloven.
Als onder hypnose deed ik wat hij me vroeg.
Ik ben Frans Jozef De Gronckel, advocaat, deputé, schrijver én uitvinder. Ik heb namelijk 't Pajottenland uitgevonden! Merci, santé, onderbrak hij zichzelf, kipte de jonge klare achterover, knipoogde naar mijn vrouw, die vertwijfeld een flinke scheut bijschonk.
Nu ben ik misschien niet van de slimste, maar ik weet toevallig wel dat het een zekere De Gronckel was die in de helft van de vorige eeuw een fantastisch verhaal uit zijn duim had gezogen over de geschiedenis van zijn streek.
Mijnheer... eh Jef probeerde ik, Frans-Jozef De Gronckel van Lennik is bij mijn weten gestorven rond 1870 !
Hij keek me geamuseerd aan. Hij zat er rustig in zijn ouderwetse, maar verzorgde pak, het bleke gezicht omrand door vervaarlijke bakkebaarden. Het tweede drupke ging er net zo vlot in als het tweede. Mijn vrouw, die zich had verzoend met de situatie tankte ongevraagd bij.
Goed jongske! knikte hij tevreden. Ik ben inderdaad in 1871 de eeuwigheid ingetreden. Maar het heeft geduurd tot 't jaar 1995 voor ik de hemel in mocht. Ik was liberaal, ziet ge en het ergste van al, ik heb ze in mijn tijd een foef wijsgemaakt die ze nu, 150 jaar later, nóg altijd geloven.
Hij schokte zodanig van het lachen dat er een hele geut jenever uit zijn glas klutste. Ik had het er pertangs dik genoeg opgelegd, maar ze geloofden het en ik heb gehoord dat ze het nog altijd geloven, besloot hij.
Van wie hebt ge dat gehoord Jef ? probeerde ik.
Ge gaat het nooit raden jong, van Felix De Boeck!
Ik begon stilaan aan mezelf te twijfelen. Maar Felix De Boeck is...
...in 95 gestorven das juist. onderbrak hij mij weer. En nu wil het lukken dat ik na mijn lange penitentie in 't vagevuur aankom bij Sinte Pier, net op het moment dat de Felix daar ook aankomt. Maar ge kent Felix ook wel natuurlijk. Dus moet ik u niet vertellen dat die brave ziel direkt binnenmocht.
Goed, wij daarbinnen in die hemel, op zoek naar ons plaats aan de rijstpaptafel. En hoe gaat dat, twee mensen uit dezelfde streek? Wij raken aan de klap over 't één en t ander.
En de Felix maar vertellen over de wetenschappelijke praat die er verkocht wordt over t Pajottenland, over 't groen dat ze hier onder het beton steken en over al de schoon gebouwen die ze afbreken. En dààrom ben ik in feite naar hier gekomen.
Ik kan u verzekeren, geachte lezer, de eerste keer dat ge te doen hebt met iemand die uit de eeuwigheid is teruggekeerd, dat doet raar. Achteraf heb ik wel gedacht ge had hem dit of dat moeten vragen, maar ik was zo onder de indruk van wat me overkwam, dat ik echt niet wist wat zeggen.
Jef, ik versta er geen fluit van, is het enige wat ik kon antwoorden.
Awel menneke, Felix De Boeck wist mij te vertellen, dat ze nu ook mijn geboortehuis willen afbreken en er een belastingskantoor voor in de plaats zetten. Als deputé van de Liberale Partij is dat zo ongeveer het ergste dat ge u kunt voorstellen. Moest ik al niet 150 jaar dood zijn, dan zou ik er nu dood van vallen !
Voor het eerst kwam er wat blos op zijn gezicht.
Kent ge Lennik een beetje? vroeg hij.
Toen ik instemmend knikte, gaf hij een uitleg van: aan 't vredegerecht een beetje links, dan een beetje rechts, wat rechtdoor en daar die straat in, daar ist, de Begijnenstraat.
Ik deed mijn best om hem te volgen, maar Begijnenstraat zei me niets. Is dat in de buurt van de Karel Keymolenstraat? probeerde ik.
Dat ís de Begijnenstraat jongeman! Tja, Karel Keymolen. Das nog zoiets. Ik zie hem daar nog toekomen in 't vagevuur. 't Was onder de eerste oorlog. Een schone soldaat was het, maar niet van de rapste. Als al zijn kameraden al lang gevlucht waren naar Nederland probeerde hij zijn makkers te vervoegen. Maar den Duits had elektrieken draden aan de grens gelegd, Keymolen loopt er tegen en floep, hij mocht komen helpen stoken. Ze hadden in Lennik zon compassie met de jongen dat ze hem dan maar een straat gegeven hebben.
En in die straat staat uw geboortehuis, als ik het goed begrijp...
De Gronckel had zichzelf weer onder controle en vervolgde zijn verhaal: Zo is het, en dat huis zou nu moeten wijken voor de conterbutie, een schande! Ze konden het hierboven ook niet geloven.
't Heeft mij wat gezaag gekost, maar uiteindelijk lieten ze mij toch gaan om dat hier eens te komen arrangeren.
Ik stond perplex.
Allemaal goed en wel Jef, maar waarom komt ge dan in 's hemelsnaam naar hier? Ga dan naar de politieke mandatarissen of naar de krant of zo...
Hij neemt de fles en bedient zich royaal. Ik heb lang genoeg in de politiek gezeten om te weten dat zij het niet zullen tegenhouden, en in de gazetten heb ik vroeger zelf een hoop leugens geschreven, nee. Ik ben naar u gekomen omdat ik me heb laten vertellen dat gij al eens iets in de boekskes schrijft. Wel, vertel hen maar dat ik, Frans-Jozef De Gronckel, advocaat, deputé, schrijver en uitvinder van 't Pajottenland, mij ten stelligste verzet tegen de afbraak van mijn geboortehuis en dat ik al diegenen die zich vrije en vrolijke Pajotten noemen oproep, dit huis om te bouwen tot het museum van het ene, ware Pajottenland!.
Met een souplesse die je van een 183-jarige niet zou verwachten richtte hij zich op, knoopte zijn jas dicht en schreed naar de voordeur. Terwijl ik hem de bijna lege fles meegaf voor onderweg, stapte hij de eeuwige duisternis in.
Ik zal mijn best doen Jef riep ik hem na en doe de groeten aan Felix.