Algemeen Nederlands
Om eens rustig rond te kuieren op het gezellige marktplein van Gaasbeek moet je natuurlijk geen zondagnamiddag uitkiezen. Dan loopt het er immers vol dagjesmensen, autowandelaars en wielerterroristen, die de ruime omgeving van het beroemde kasteel ontsieren. In dichte drommen zetten zij een aanval in op de belendende herbergen, eethuizen en ijsventerstalletjes. Nee, mij zul je daar op zo'n tijdstip niet treffen. Geef mij maar een rustige dinsdagnamiddag, zo rond een uur of twee. Het werkende deel van de beroepsbevolking is aan de slag in Brussel, het agrarisch personeel is druk doende op de velden en de aankomende jeugd houdt zich onledig met geometrische getallen en Mendelievs tabellen.
Dàn moet je naar Gaasbeek gaan! Het rechthoekige dorpsplein doet dan zijn middagdutje. De bomen frutselen wat aan elkaars bladeren en de rust ligt in reepjes tussen de kasseistenen.
Het laatgotische kerkje kijkt met zijn spitsboogramen neer op het vredige plein. Van pure tevredenheid slaat de klepel twee maal tegen het brons.
Het mooie plaatje wordt helaas ruw verstoord, als plots uit het niets twee kerels op een duidelijk opgedreven motorfiets de kasseibaan afstormen en in een wolk van stof en opvliegende steentjes tot stilstand komen in het grind. Bij allebei lopen er twee draadjes vanuit hun oren naar een doosje dat vreemde geluiden produceert.
Terwijl ze luid naar elkaar bulderen, steken ze een sigaret op, toveren een blik cola te voorschijn, gieten het in een teug naar binnen en kieperen het leeggoed tegen één van de platanen aan.
De kerel met de hoofddoek mikte net iets te veel naar links en ik wordt in volle borst getroffen door het product van de neokapitalistische consumptiemaatschappij.
Ik meen in zo'n geval recht te hebben op een verontschuldiging maar in plaats daarvan zetten ze hun tweewieler kletterend in gang en scheuren rakelings langs mijn sandalen, de straat op.
Ik val bijna achterover, maar kom tot mijn geluk ruggelings terecht tegen een grote arduinen zuil: de schandpaal van Gaasbeek. Ik dank het natuurstenen ding voor de geboden hulp en geef hem een bemoedigend klopje op de grijze tors.
Zo dien je dan toch nog eens voor iets brom ik hem toe en bedenk tegelijk dat hij misschien ook nog wel eens zijn oorspronkelijke functie zou mogen vervullen. In mijn gedachten zie ik de kerel met de hoofddoek al geketend aan de paal staan, het brutale gezicht besmeurd met de eieren die door de omstaanders ter beschikking worden gesteld. Wie zegt dat dit niet efficiënter zou zijn dan een briefje van Pro Justitia?
Aha jongeman, vier vuilniszakken omvergereden en de hoed van een bejaard vrouwtje in de goot gegooid, dat maakt dan drie uur schandpaal.
Zozo mijnheer de burgemeester, u heeft uw nichtje zonder examen benoemd tot nieuwe kleuterjuf, dat zijn dan vijf dagen schandpaal.
Wablieft mijnheer de minister? U heeft uw schoonbroer een levering van honderd kilometer pijpleiding aan de hand gedaan, dat maakt dan tien dagen schandpaal.
Op zaterdag natuurlijk als het markt is. De gemeenschap zorgt voor gratis eieren. En als de kettingen gelost worden nog alles netjes opruimen exellenties!
Ik wordt uit mijn overpeinzingen gehaald door het sympathieke duo dat bij wijze van afscheid nog eens een rondje maakt rond mij en de schandpaal.
Als zij met het middenvingertje in de lucht kletterend de veldbaan opdraaien denk ik bij mezelf: die middeleeuwers waren nog zo zot niet!
Dàn moet je naar Gaasbeek gaan! Het rechthoekige dorpsplein doet dan zijn middagdutje. De bomen frutselen wat aan elkaars bladeren en de rust ligt in reepjes tussen de kasseistenen.
Het laatgotische kerkje kijkt met zijn spitsboogramen neer op het vredige plein. Van pure tevredenheid slaat de klepel twee maal tegen het brons.
Het mooie plaatje wordt helaas ruw verstoord, als plots uit het niets twee kerels op een duidelijk opgedreven motorfiets de kasseibaan afstormen en in een wolk van stof en opvliegende steentjes tot stilstand komen in het grind. Bij allebei lopen er twee draadjes vanuit hun oren naar een doosje dat vreemde geluiden produceert.
Terwijl ze luid naar elkaar bulderen, steken ze een sigaret op, toveren een blik cola te voorschijn, gieten het in een teug naar binnen en kieperen het leeggoed tegen één van de platanen aan.
De kerel met de hoofddoek mikte net iets te veel naar links en ik wordt in volle borst getroffen door het product van de neokapitalistische consumptiemaatschappij.
Ik meen in zo'n geval recht te hebben op een verontschuldiging maar in plaats daarvan zetten ze hun tweewieler kletterend in gang en scheuren rakelings langs mijn sandalen, de straat op.
Ik val bijna achterover, maar kom tot mijn geluk ruggelings terecht tegen een grote arduinen zuil: de schandpaal van Gaasbeek. Ik dank het natuurstenen ding voor de geboden hulp en geef hem een bemoedigend klopje op de grijze tors.
Zo dien je dan toch nog eens voor iets brom ik hem toe en bedenk tegelijk dat hij misschien ook nog wel eens zijn oorspronkelijke functie zou mogen vervullen. In mijn gedachten zie ik de kerel met de hoofddoek al geketend aan de paal staan, het brutale gezicht besmeurd met de eieren die door de omstaanders ter beschikking worden gesteld. Wie zegt dat dit niet efficiënter zou zijn dan een briefje van Pro Justitia?
Aha jongeman, vier vuilniszakken omvergereden en de hoed van een bejaard vrouwtje in de goot gegooid, dat maakt dan drie uur schandpaal.
Zozo mijnheer de burgemeester, u heeft uw nichtje zonder examen benoemd tot nieuwe kleuterjuf, dat zijn dan vijf dagen schandpaal.
Wablieft mijnheer de minister? U heeft uw schoonbroer een levering van honderd kilometer pijpleiding aan de hand gedaan, dat maakt dan tien dagen schandpaal.
Op zaterdag natuurlijk als het markt is. De gemeenschap zorgt voor gratis eieren. En als de kettingen gelost worden nog alles netjes opruimen exellenties!
Ik wordt uit mijn overpeinzingen gehaald door het sympathieke duo dat bij wijze van afscheid nog eens een rondje maakt rond mij en de schandpaal.
Als zij met het middenvingertje in de lucht kletterend de veldbaan opdraaien denk ik bij mezelf: die middeleeuwers waren nog zo zot niet!