Intro
Robert Van der Cruys (†), afkomstig uit Sint-Katharina-Lombeek, was actief in het plaatselijke dorpsleven en reeds meer dan 20 jaar lid van de cultuurraad met uitoefening van verschillende bestuursfuncties. Hij schreef reeds tientallen jaren cursiefjes over doodgewone dingen en reisverhalen zonder toeristische bedoelingen. Hij was promotor van de plaatselijke streektaal en eveneens auteur van "EJJE MAU VERSTUIN?", een boek over de streektaal van de fusiegemeente Ternat. Dit boek is een primeur voor Vlaanderen.
Algemeen Nederlands
Na het lezen van dit cursiefje vloog ik van zuster Theodorine gegarandeerd een week in het donkere kolenhok, moest ik van Meter Tinne drie paternosters lezen, kreeg ik van ons ma een opgewarmde broek en moest ik van meester Romain honderd keren schrijven dat ik geen vieze woorden meer zou zeggen. Voor het bewaren van ons sappig dialect wil ik al deze straffen ondergaan.
Gevoelige zielen zijn gewaarschuwd, sla deze bladzijden om en begin aan het volgende cursiefje, ik ben helemaal niet verantwoordelijk voor gekwetste zieltjes, geschonden ego's, op hol geslagen geesten, ontgoochelde puriteinen en ongestelde ingewanden.
Guuëks
Ik ben "maskien mennen taait uin 't verskauitn" maar toch doe ik een poging om u een zo kompleet mogelijke opsomming te geven van de gezegden en uitdrukkingen waar "skauitn" in voorkomt.
Als kleine gast was het helemaal taboe om maar het woord of een zinspeling hierop te formuleren. Lijfstraffen werden ons aangekondigd en wij moesten het zeker biechten. De hel was ons deel als wij er nog maar zouden aan denken zo een vuil, plat woord te gebruiken. Haast met de moedermelk en zeker met de eerste tutter werden wij geïndoctrineerd. Skauitn, zeiken, kakken en pissen dat mocht niet uit onze mond komen. Vanaf de eerste kleuterklas werden wij geleerd ons vingerke op te steken wanneer we dringend naar de WC wilden. Wij moesten zelfs melden waarvoor: grote of kleine boodschap. De banbliksems vlogen van onder de dreigende nonnekeskap als wij er, zeker als het dringend was, "'k moen nekieë kakken zister" uitflapten. Ik ben er zeker van, alhoewel ik deze keer niet spreek uit eigen ervaring, dat er waren die hun pakje "grote boodschap" niet tot in de WC kregen geleverd van de schrik. Waarom eigenlijk stonden die woorden op de index ?
Bij onze dikke Van Dale vinden wij nochtans schijten (scheet, gescheten) met als verklaring: "zijn behoefte doen". Er wordt ook doorverwezen naar "poepen" en "kakken". Verdacht vond ik wel dat er één naar onder gericht pijltje achter stond. Wou dat nu zeggen van waar "het" kwam, nee hoor, het betekende dat het plat taalgebruik was.
" 'k moen nekieë achter guin, 'k guin nekieë wui da de keenink te vuut guit, 'k guin nekieë nui 't osjken", deze uitspraken konden er net door.
Wanneer mijn peter Xavier zei " 'k geun op tosjken nekieë kakken" dan kleurde meter Tinne rood "mui Frie toch, dei kinnern oeërn da, gau zetj toch iet geskeetn, euh ..."
Ik kan er ook niet aan doen, maar mijn ouders waren hevige "boeken" en als zij over de "geiten" spraken hoorde ik nogal:
"ge moeit nie pauzn dat er ieëne zènne kazak zal kieërn, dui es gieën apprense van, dei schauitn dui allemui ooit ieë gat" waarmee zij bedoelden dat die een hechte groep vormden.
"Apprense" dat is ook zo een woord waar men verschillende betekenissen kon aan geven naargelang de zinsvorming.
"dui es gieën apprense van": daar is niet de minste kans toe, er is geen sprake van.
"Dei muiken gieën apprense van uiguin": die maken geen aanstalten om te vertrekken. "'t Ee nog gieën apprense van op 't auven'": het ziet er niet naar uit dat het gaat stoppen. Het komt alleszins van het Franse "apparence".
Van een bangerik (ne skrikkepooit) zei men "dat'n ne skauiter, ne schrikskauiter of nen broekskauiter was" en als men iemand naar de pomp wenste, zei men: "lupt skaaitn, joeng, g'angt al lank genoeg men kloeëten ooit"
"Menneke, da komt op gelèk 't skauit" werd gezegd voor iets dat onverwachts daar was, wanneer het heel snel en onverwachts was dan zei men: "da komt gelèk 't vliegend skauit".
Meter Tinne, "da brauf skuip" kon het helemaal niet hebben dat wij "vuile" woorden zegden. Maar ge weet hoe dat gaat, hoe meer men klein gasten iets verbiedt, hoe feller de neiging is om het toch eens te doen. Wij trokken dan naar de kelderkamer en zeiden dan stilletjes wel tien keer achtereen: "pis pis pis kak kak kak". En van die duivel waar meter mee dreigde, hebben wij nooit iets gemerkt.
Die kelderkamer dat was ook nog zoiets. De logeerkamer "avant la lettre". Onder de kelderkamer was de kelder, of wat dacht je wel. De toegang was met een trap die naar boven geheven werd om naar de kelder te gaan en naar beneden voor de kamer. Peter Savrie die ging meer naar de kelder, zijn cider lag daar, en op geregelde tijdstippen ging hij een slokje drinken. Meter Tinne hoorde dat aan het piepen van de grendel die de trap omhoog moest houden en zei dan: "Frie, ge meegt zoe dikkes daunn trap nie omhoeëg duun de wermte guit in de keller sluigen" Dat was natuurlijk een drogreden om hem erop te wijzen dat hij niet zoveel cider mocht drinken.
" 'k emme kik gieënn eezel da geljt skeitj, wui zau 'k et blauiven uilen"
Hoorden wij ons ma klagen als wij weer aan het zagen waren om een of ander speelgoed te kopen.
Ons ma, een droom van een moeder, maakte toen wij, ons Mariette en ik, amper konden lopen, stijve hemdsboorden voor een Franse madam. Als ze haar werk ging leveren, kregen wij van de Franse madam een stuk chocolade. Geen sprake dat wij het in één keer mochten opeten ! Daar werden wij zeker twee weken zoet mee gehouden. Beter was als wij een plastieken molentje kregen. Zo een houten stokje met op een metalen pin een geplooid stuk plastiek dat draaide als wij het naar de wind hielden.
Een kinderhand was gauw gevuld.
"Uin au auige gat wette uu dat en anner skeitj" aan uw eigen situatie weet ge wel wat mogelijk is en "oëger skauitn as eele gat" dat liep meestal niet goed af.
Het eerste weekend van de grote vakantie was het "stuisse-kermes". Dan bakte ons ma vlaai, zo lekker dat we er zoveel zouden van eten "da men de zieëm van ons broek skeetn". Voor ons betekende dat ook de dag dat wij in de grote kersenboom van Peter Savrie zoveel kersen mochten plukken als we maar konden opeten.
We mochten ook wel eens op de paardenmolen zitten, niet te dikwijls, tenzij wij de flosj konden trekken. Op maandagavond was 't katooit mee viewerk. Dan mochten wij lang opblijven en ons op tijd tegen de "roetkant" gaan zetten om zeker niets te missen. Met knikkende knieën, na enige luide knallen hingen wij aan ons moeders rok, stonden wij met verbaasde ogen dat spektakel te bewonderen.
Vele jaren later interesseerde dat vuurwerk ons al heel wat minder, dan was ons actieterrein verlegd naar de rupsenmolen waarvan wij vonden dat die "bache" veel te rap openging.
"Iemand ooitskauitn" is iemand belachelijk maken en "in iemand zen zakke skauitn" en "in iemand zèn ruipe skauitn" is iemand beledigen of bedrogen hebben.
"De duivel schijt altijd op de grootste hoop": het fortuin begunstigt de rijken en gaat de armen voorbij. (Van Dale blz. 1238)
Moest ge nu van al dat "geschijt" er zelf "de skauiterau" van gekregen hebben dan heb ik voor u uit "De nieuwe geneeskunde voor het gezin" uitgegeven in 1900 volgend recept gevonden: Een kruidenaftreksel dat men warm en goed gesuikerd in kleine hoeveelheden moet innemen, 's morgens en 's avonds, gemaakt van eikenschors, granaatappel, gentiaanwortel, klein duizendguldenkruid en ganzerikwortel. Van ieder 20 gr te koken in drie liter water tot er twee liter overblijft.
Mocht het niet helpen, nog een ander recept: doe in een kom, rode bordeauxwijn, twee bananen in schijfjes gesneden, laat dit twee uur weken en kauw vooral op de schijfjes goed.
'k eup dat ta au skappeet annes zal napteker wel iet emme zeker!
't Lèèven és e kinneremmeken, két en vooil en op d'oeken beskeetn.
Nogmaals mijn verontschuldigingen voor de platte taal in dit cursiefje. " 'k Sant noeët nemieë duun zelle".
"