Algemeen Nederlands
Als mijn opa over die periode van zijn kindertijd vertelt, voel ik; mij altijd een beetje meewarig en ben ik alvast blij dat de toestanden van toen van de baan zijn.
Mijn opa vertelt dat hij zijn plechtige communie wel in de eigen parochie mocht doen als hij er ook de catechismuslessen ging volgen. Maar opa ging met de boerentram al van heel jong naar de St Jozefsschool in Anderlecht en niet naar de dorpsschool die zich aan het andere uiterste van de gemeente bevond, op minstens één vol uur te voet. Hij mocht, na wat aandringen, de catechismus volgen in de St Jozefsparochie maar moest elke dag een soort “rittenkaart”, die hij van Mr Pastoor had meegekregen, laten afstempelen op de parochie waar hij de catechismus volgde. Hij moest daarvoor dan ook anderhalf uur vroeger van huis vertrekken, zonder te eten, om tijdig aanwezig te zijn op de catechismus en recht te hebben op de stempel. Na de les was er aanstonds een korte misviering waar ze “te communie” moesten gaan en daarvoor moest je toen nuchter zijn. Na de mis ging hij dan, met de meegebrachte boterham in de vuist en zonder drinken, te voet naar de Jefkesschool aan de “place Bizet”, waar de schooldag dan droog begon. Opa herinnert zich nog dat aan het begin van die horrorperiode, september, het begin van het zesde leerjaar, het best nog plezant was om vroeg op te staan en onderweg naar de tramhalte, in ’t najaar maar vooral in het voorjaar, de merels te horen fluiten. Hij bekijkt mij dan altijd eens scheef maar ik vertik het om te fluiten. In de winter, vertelt hij verder, was het wel andere koek om door de sneeuw te ploeteren die door de wind kniehoog dik was opgewaaid en de lager gelegen straat helemaal toedekte. Aan de tramhalte had hij het geluk om te mogen schuilen in de gang bij “Poline va chipkes” die in alle vroegte vervanging bood voor het ontbrekende wachthuisje. Het was dan uitkijken tot het “signal” op rood sprong waardoor de tram uit Leerbeek zich aankondigde. Hij vertelt mij dat met zoveel details dat ik er mij de figuur van die Pauline levendig kan bij voorstellen.
In het voorjaar begon ook de materiële voorbereiding van de gebeurtenis die in mei zou plaats hebben. Het zou een feest worden waarop nonkels en tantes thuis uitgenodigd zouden worden met een diner met ‘k weet niet hoeveel gangen en daar moest Marguerite, een kokkin uit de buurt, voor instaan. Marguerite leeft nog, is ver in de negentig nu maar ze weet er niks meer over te vertellen, ’t is allemaal al zo lang geleden.
Op een feest draag je geen korte broek of pofbroek zoals dat vroeger wel mode was en waardoor Hergé Kuifje er ook mee aankleedde. Neen, hij zou een nieuw kostuum krijgen en daarvoor moest hij met moeder naar de “rue Blaes” in Brussel waar veel “kleerwinkels” waren en waar chic geklede mannen op de stoep, u naar binnen lokten. “Zijlen naar binnen” zou Urbanus zeggen, om de stof te kiezen en om opa zijn maten te nemen. Opa zegt dat hij toen nog klein en slank was en dat er niet veel “stof” nodig was om het kostuum te laten maken, dat hij vier weken later zou mogen gaan passen. En nog enkele weken later was het dan helemaal klaar. Op de terugtochten naar huis, werden de kleine hongertjes bijna altijd gestild door “ ne pistoléé mè gekapt” te kopen bij een beenhouwer aan de vaartbrug in Anderlecht. Behalve één keer toen zijn moeder, mijn groot-oma die ik nooit gekend heb, een zak los verkochte cent-wafeltjes kocht en mijn opa die bijna helemaal alleen naar binnen heeft gespeeld met als gevolg, een indigestie van formaat.
Opa laat mij een polshorloge zien zonder armband en vertelt in één adem verder hoe hij daaraan gekomen is. Aan huis kwam een venter in textielwaren. Het was een man uit Ninove die met de tram en beladen met een “ammelaken”, aan de vier hoeken samengeknoopt en opgevuld met zijn koopwaar, van huis tot huis ging om zijn “marchandiese” aan te prijzen. Meestal kocht groot-oma wat handdoeken of zakdoeken en vaak bleef de man ook wat uitrusten en een tas koffie drinken. Tijdens één van zijn bezoekjes werd er gezegd dat opa zijn communie ging doen en de man had de reflex om een uurwerkverkoper uit zijn kennissenkring aan te prijzen waardoor opa met zijn mama op een dag met de “Ninove” naar de Burchtdam in “Niënof” is gegaan om er een “Pontiac” te gaan kopen. Vandaag krijgen de jongeren een GSM of een Smartphone maar wie gaat binnen zestig jaar nog kunnen zeggen dat hij zijn cadeau van toen nog bezit? Mijn opa dus wel. En hij zegt dat ze nog “marcheert”.
Een missaal met lederen kaft en van die flinterdunne blaadjes met goudrand moest er ook nog worden aan toegevoegd en daar was Halle de “place to be” voor en meteen werden daar ook de kalfslederen handschoentjes gekocht om het plaatje kompleet te maken en om nog voor meer horror te zorgen.
Opa dacht aan de vele uren straatplezier met zijn vrienden die hij had moeten missen en meteen ook, dat het ergste voorbij was, maar “t vat was nog niet af”. De paar weken voor het officiële gebeuren werden hij en zijn medecommunicantjes in de kerk verwacht voor de repetities voor de show. De regisseur, meneer pastoor en de choreografe, eerwaarde zuster Hyacinta, plaatselijk overste van de zusters Annonciaden, moesten het totaalspektakel in de juiste plooi leggen. De kinderen moesten wel tien keer het naar buiten wandelen overdoen, zij aan zij, jongen meisje. Opa vertelt dat die trut naast hem, zo dicht tegen hem aanliep dat hij haar een por tussen de ribben had willen geven om haar te laten voelen dat de gang wel wat breder was. Ze moesten leren samen rechtstaan en zitten op het klappen van de zweep, zijnde de handklap van zuster Hyacint en ook nog een paar liedjes zingen om de show wat op te fleuren. Opa maakt gewag van circustoestanden.
Er was ook nog op het laatste ogenblik een vraag opgedoken van één van de ouders of iedereen het goed vond om de communicantjes aan te kleden met een jezuskleed maar daar kwam wat tegenstand van ouders die veel hadden geïnvesteerd in de kledij, vooral die van de poppemiekes.
Opa vertelt dat hij zich op de dag van de plechtige communie niet op zijn gemak voelde in zijn donkerblauw kostuum en dat hij bij het protserig gedoe rond de kledij van de meisjes, op de sleep na allemaal minibruidjes, amper een lachbui kon bedwingen. De plechtigheid verliep zoals gepland maar het gebeuren heeft op mijn opa geen zinvolle indruk nagelaten. Alhoewel! Waarom is dat anders zo sterk aanwezig gebleven in zijn geheugen. Een trauma?
Bij het naar buiten gaan, herinnert opa zich nog, werden hun schreden stevig onder controle gehouden door de fotograaf die, achteruitlopend, alsmaar gebood om wat trager te vorderen. Het had nog niet lang genoeg geduurd! Het was dan ook nog net voor de gemeenteraadsverkiezingen en de politiekers maakten gretig gebruik van de gelegenheid om de ouders, niet de kinderen te feliciteren. Eén kandidaat bood bloemen aan en het waren, geloof het of niet, witte chrysanten. Er werden ook herinneringsprentjes uitgewisseld met in goud opdruk: “Herinnering aan de Plechtige Heilige Communie van……”. Wat hij zich nog het best herinnert is de receptie op de pastorij waar vormpeter Max Velghe en vormmeter mevrouw Van Loo, vrouw van de burgemeester, de sponsors waren van wijn en koekjes. Nu gaat opa nog meer in detail door te vertellen dat hij zijn rechter handschoen had uitgedaan en die in de linkerhand vasthield want een hand geven met handschoenen aan betaamde niet en evenmin een glas vasthouden. Het was zoete wijn die, naar opa’s zeggen, zijn eerste glas ooit was en heel erg naar hoestsiroop smaakte. Na de toast kwam meneer pastoor op de proppen met een diploma dat hij eigenhandig in krantenpapier had gewikkeld. Krantenpapier dat afkomstig was van het overschot aan parochiebladen van die tijd: “ Het Kruis “ meent hij zich te herinneren. Het rolletje werd ook met de rechterhand aangenomen maar werd overgenomen door de linker, hoe zou hij anders zijn glas hebben moeten vasthouden? Na enige tijd merkte hij dat de drukinkt van de krant zich had overgezet op de lichtkleurige kalfsleren handschoenen en wat volgde klonk zo: “ Godv…. Zie nu, mijn wanten naar de kl…. Wa gaan ze thuis zeggen”. Horror.
Zijn nonkel Viktor, de enige die een “voituur” had, reed opa en zijn meegekomen familieleden daarna huiswaarts en liet mijn opa het laatste eindje zelf rijden met de witte Volvo. Ook dat is hem bijgebleven. Het feest thuis was lekker eten en drinken, daar niet van, maar was vooral lang, veel te lang op een stoel zitten met een kostuumpje aan waar niets mocht mee gebeuren. Ocharme opa! Ik wil het niet meemaken.