Intro
Robert Van der Cruys (†), afkomstig uit Sint-Katharina-Lombeek, was actief in het plaatselijke dorpsleven en reeds meer dan 20 jaar lid van de cultuurraad met uitoefening van verschillende bestuursfuncties. Hij schreef reeds tientallen jaren cursiefjes over doodgewone dingen en reisverhalen zonder toeristische bedoelingen. Hij was promotor van de plaatselijke streektaal en eveneens auteur van "EJJE MAU VERSTUIN?", een boek over de streektaal van de fusiegemeente Ternat. Dit boek is een primeur voor Vlaanderen.
Algemeen Nederlands
Ziekte en de remedies zijn altijd een goede reden geweest om een praatje te slaan met de buren of kennissen. Mijn huisdokter zal het mij hopelijk niet kwalijk nemen als mijn commentaar niet altijd overeenstemt met de wetenschap.
Als klein manneke was op een zekere dag mijn duim verzworen aan de nagel. Mijn duimpje was rood en opgezwollen. "Mo menneke toch, ge meegt demee nie blauive loeëpen" troostte meter Tinne mij, " 'k zal da es rap guin verzergen". Zij haastte zich naar de keuken en kwam terug mee en rei au wui dasse den dojjer en 't wit van in een zjat dee en allieën da velleken da uin de skelp hink euver men klaun demken lau. Zo moest ik een paar uren rondlopen met dat vliesje rond mijn duim. En snerken data dee, vee van auven sis te valln va zieër. 's Anderendaags was mijn duimpje al veel beter. Napteker en dokteur nie uin of oemtrentj geweest mui wel geneezn das straf asge't mau vruigt.
Toen mijn huisdokter zich als jonge gast in Ternat kwam vestigen, dus al een heel tijdje geleden, kreeg hij eens een oudere vrouw op consultatie die kloeg: "Menieër dokteur wille mau nekieë visenteern men brou'en dunj mau tog zoe ne zieër". Hij wist bij God niet wat doen. Moet ik nu in haar ogen kijken of haar vragen zich te ontkleden? Dank zij de vragentechniek aangeleerd in de een of andere cursus psychologie is hij er relatief snel achter gekomen dat zij klaagde over krampen in haar kuiten.
Trouwens als kinderen klaagden over krampen in de kuiten dan was dat "de groei".
Voor alle ziekten hadden de mensen vroeger wel hun eigen remedies, as den dokteur of napteker der bau te pas kwuimpen dein wast nauig serjees, onnuires koste ze da zelf wel arransjeern.
Voor een verkoudheid, a eit ne kau op geduin, was er de onfeilbare siroop van de flierenboeëm, alhoewel mijn peter ervan overtuigd was dat een jeneverke stukken beter was. Voor een kopvallink was het wat ingewikkelder. Met een keukenhanddoek over onze kop, moesten wij boven een soepbord gevuld met warm water en een soeplepel uit een fles van napteker, de warme dampen opsnuiven. Ons Mariette, mijn oudste zus, had met die therapie nogal wat problemen. Haar ogen pikten daarvan, zei ze, dus bond zij eerst een handdoek voor haar ogen en dan onder het stoombad "avant la lettre". Dat was nogal een zicht.
Met de muizeln vlogen wij zonder pardon in ons bed na een kop warme melk met honing en kregen wij twee extra dekens er bovenop. Auft da menneke guu werrem en pakt zèn ketsen ne kieë. Waarom dat ons ma met die thermometer zo een manoeuvres moest doen vooraleer die onder ons oksel verdween, is mij pas vele jaren later tijdens de lessen van natuurkunde door broeder André duidelijk geworden, het kwik moest eerst naar beneden.
Ooit heb ik als jonge peuter 't steksel van 't fleeres opgedaan. Het begin van een longontsteking. Dan is de dokter met zijn grote auto gekomen om mau te visenteern en moest nadien mijn nonkel Robert met de fiets naar Asse voor de medicamenten. Om nadien weer goed op krachten te komen en beter te kunnen weerstaan aan andere aanvallen van vreemde kwalen moest ik iedere dag levertraan drinken. In mijn hele leven heb ik nog nooit iets gedronken dat slechter smaakte als die verdomde levertraan. Eik, oem van te gebbelen !
Dat idee van die levertraan kwam van Serafien va skeepes. Die was voorzitster van de boerinnenbond en werd verondersteld slimmer te zijn dan de rest. Ik heb haar dat steeds kwalijk genomen.
Wenjdpikskes, en roeën ont wuirn suimen mee de muizeln pluigen wui datter wauineg kinnern uin skapeedn. Bof, ook dikoor genoemd, kwam minder voor. Hoe het kwam dat ze het de "bezzekesziekte" noemden, heb ik nooit begrepen. Het zal wel te maken hebben met de gezwollen oorspeekselklieren. Talk uit een gele strooibus was het aangewezen recept voor de wenjdpikskes, en een paar sjette wanten oem nie te kinne krabben want da woin lettieëkes vee au leiven, dezelfde bus kwam trouwens ook tevoorschijn vee de kinnern da verruit wooin tisken de bieënn van te lank ne natte pisdoek uin 't auven.
Van overdadig of te rap te eten kon men 't sieër emmen, da brann tot in au kèèl. E klaun leipelke bikarbonnaut de suut in ewa wuiter da kost dein deegt duun.
Mijn excuses vooraf, maar als ik over diarree begin, moeten er een aantal woorden passeren waarvoor ik in mijn jonge tijd zeker een lap rond mijn oren kreeg als ik het durfde uitspreken. En toch was het een ziekte die geregeld opdook.
A lipt mee zen broek in zen ann wou men met evenveel woorden zeggen datn de skauiterau au. "Joeng 'k em de zieëm va men broek gescheetn tot asse'k zonner marchandies zat" was een kleurrijke verwoording van de diagnose. Meestal waren de oorzaken de minder hygiënische omstandigheden bij het eten of onvoldoende vers voedsel. In een dikke boek van het begin van de vorige eeuw, geschreven door een geleerde professor, lees ik dat plotse afkoeling tijdens de spijsvertering, te vlug eten zonder goed te kauwen en hevige emoties de "skauiteraa " kunnen veroorzaken. Ik weet zeker dat als een jonge gast e kloesjken joenge lambik mee ewa kemsel op stiekem had uitgedronken em moest osten oem nui de kuur te guin, as't al nie te luit was. In datzelfde dikke boek vind ik wel een zeer opvallende remedie, een kommeke bordeauxwijn en daarin twee bananen in schijfjes gesneden, dat twee uur laten trekken, innemen en de schijfjes goed kauwen.
Erger was het als men bloed in de stoelgang vond, a eet bluut achter geguin, da's ne veugel vee de kat, a zan't nie te lank nemieë trekken, zen pauip es veir ooit.
Jicht, in de volksmond 't biesjtn, noemden ze een rijkemansziekte. Dat kreeg men meestal van overdadig eten en drinken en van een zittend leven.
In Loemmek kwuimpen ze beewegen vee sintkatrienewiel. Een huidziekte in de vorm van een wiel dat steeds groter werd. Kweetnie uveel turen rond de kerk, e madolleke koepen en euverlezen dee de pastoer en dein liefst a poeske wachtn tot as't geduin was.
As we in de karellekes gevalln wooin dein deeder ons ma tenterjot uin, en pikken da da dee. Vee te gebbeln va zieër.
Ooit maak ik eens een boek met alle ziektes va Loemek en de remedies die toen opgang maakten, dan gaan wel de apothekers en dokters hun klanten verliezen, René va Piëters, mee zenne korbijaar en luiter Milleke Van der Heyden gooin er wel guu mee vuiren.
Den ienen zen doeëd es den ander'n zen broeëd.
Tot nostekië