Skieëve ésken ien Guuëkske bosken (Scheve essen in Gooikse bossen) - over de Pajottenlandse sk.

Een zeer opvallend kenmerk in 't Gooiks en de andere Pajottenlandse dialecten is de sk waar je in het Nederlands s of sch zegt.
Voorbeelden: skoul, skuuën, beskérmen, verskieleg, tuusken, Posken, wasken… (school, schoon, beschermen, verschillend, tussen, Pasen, wassen…)

Van waar komt die sk?
Waarom is ze zo wispelturig? De ene keer is ze s of sj, de andere keer sk of sjk. Zoals in: vés - véske (vers - verse), Sjieneis - Sjieneiske (Chinees - Chinese), Dosj - Dosjke (Duits, Duitser - Duitse, Duitsers)…

De medeklinkergroep s + k is heel oud. Hij bestond hier al vóór onze tijdrekening. In de Germaanse taalfamilie is de sk vooral bewaard gebleven in de Noord-Germaanse talen en de kustdialecten (Fries, West-Vlaams).
In het Engels, het Duits en het Nederlands heeft de sk veranderingen ondergaan. In het Nederlands veranderde sk in sch. In het Duits en het Engels werd sk tot sj. Maar …in het Nederlands zijn niet alle sk's tot sch geworden. De plaats van de sk in het woord speelde een bepalende rol:
-aan het woordbegin werd sk tot sch
-in het midden en aan het einde is sk tot s geworden.
Wie Nederlands leerde lezen en schrijven vóór 1947 heeft nog de "oude spelling" gekend met sch, als "dorschen, visch, mensch, Nederlandsch…" ook al werd die sch als s uitgesproken. Dan kwam de "nieuwe spelling". Sindsdien schreven we in 't Nederlands enkel nog sch waar we ze horen, nl. aan het woordbegin, zoals in "schoon, school, be-schermen…
Ter vergelijking: in het Nederlands werd sk een sch of s (schoon, wassen, vis), maar in het Duits en in het Engels werd sk overal sj. In 't Duits: Schuh, waschen, Fisch; in 't Engels: shoe, wash, fish. In Skandinavische talen bleef de Oudgermaanse sk in alle posities: sko, vaske, fisk (schoen, wassen, vis).

In onze dialecten heeft de Oudgermaanse sk niet overal dezelfde lijn gevolgd als in het Standaardnederlands.
In het Zuidwesten van het Brabants taalgebied (het Pajottenland) en in de aangrenzende Vlaamse dialecten is er een relictgebied (= gebied waar een oud taalkundig verschijnsel nog voorkomt.) met als centrum Geraardsbergen, waar de oude sk in twee van de drie posities in het woord bewaard is gebleven. Aan het woordbegin en in 't midden heeft geen verandering van de sk plaatsgevonden, zodat we hier nog altijd spreken van "skoul, skuuën, skérm, tuusken, wasken, Posken…" (school, schoon, scherm, tussen, wassen, Pasen…). De aloude sk is hier duizenden jaren lang ongewijzigd van generatie op generatie mondeling overgeleverd.
Aan het woordeinde heeft de oude sk in het relictgebied wel verandering ondergaan en is ze tot sj of s geworden, zoals in "ménsj, Sponsj, flés, bos, Ollans" (mens, Spaans, fles, bos, Hollands).
Wanneer woorden die op een s (uit sk) eindigen een staartje krijgen (meervoud, bijvoeglijk naamwoord of verkleinwoord), dan staat de oude sk niet meer aan het woordeinde en blijft de sk dus in de uitspraak gehandhaafd. Vandaar dat er in 't Gooiks en de andere Pajottenlandse dialecten woorden zijn die op twee manieren worden uitgesproken. Bv.: ménsj - ménsjken (mens - mensen), vés - véske (vers - verse), flés -flésken (fles - flessen, ook: flesje), plas - plasken (plas - plassen, ook: plasje), Ollans - Ollanske (Hollands - Hollandse).

In woorden die op een s eindigen, die nooit een sk is geweest, verandert die s dan ook niet in sk als het woord verlengt. Dat is te horen in "duuës - duuëzen (doos - dozen), més - mésn (mes - messen)".

Het behoud van de oude sk staat in het gebied rondom Geraardsbergen echter sterk onder druk. Rond 1950 reikte het sk-gebied in het oosten nog tot aan Dworp. In 1990 was de sk hier al teruggedrongen tot in het Pajottenland.

Naar "Véske vis vui skuuën Dosjke: de Pajottenlandse sk." Een artikel geschreven door Rob Belemans, onder meer dialectconsulent bij het VCV.

Uitgebreide statistieken

  • Aantal paginahits: 44.133.371
  • Aantal bestanden: 1.524.054
  • Ontsloten informatie: 758.178 Mbyte
  • Aantal databankvelden: 13.378.791

Zoeken

Back to Top