LEERBEEK.- Pajottenland. - Midden de velden waar zware leemkluiten in stukken vriezen en knotwilgen en vlierstruiken glinsteren onder de rijp, midden de boerderijen waar even hevig gevochten werd voor «outer en heerd» als tegen het mestactieplan, leeft een kleine groep mensen die vaak «de vroomste en koppigste onder de christenen» worden genoemd. De Stevenisten.

Twee eeuwen geleden verzetten ze zich tegen Napoleons inmenging in de katholieke kerk en hun priesters doken onder. Toen Napoleon verdween, bleef de verzoening met de kerk uit. Door een reeks misverstanden maar vooral door harde koppigheid. Deze zwijgzame, gesloten gemeenschap, telt vandaag nog met moeite tweehonderd leden. De Stevenisten sterven uit. In trieste eenzaamheid en voor een stukje in dwaze onwetendheid want zeldzaam is de Stevenist die nu nog weet waarom hij of zij gaat bidden in de kapel van Leerbeek en niet in de basiliek van Halle.

Achter Leerbeek liggen de dorpen Bogaarden, Bellingen, Heikruis, Beert, Leerbeek. Een boogscheut verder waakt Halle. Het Pajottenland. Thuis van Breughels rijstebrij-eters en thuis van de kleine, fel geïsoleerde groep Stevenisten die tezamen met de enkele Stevenisten uit het Westvlaamse Gits en uit Frans-Vlaanderen de enigen zijn die tweehonderd jaar lang overtuigd zijn gebleven van hun gelijk en van het ongelijk van de kerkbestuurders.

De Stevenisten zijn genoemd naar Cornelius Stevens, de vicaris-generaal van Namen die zich na de Franse Revolutie (1789) verzette tegen de inmenging van Napoleon in de kerk. Veel priesters, die eden van trouw aan de Fransen moesten afleggen, weigerden en doken onder. Ze kregen van Paus Pius VI de toestemming de erediensten op te dragen in de huiskamers, schuren of zolders van boerderijen.

In 1798 barstte in Overmere de Boerenkrijg los. De Vlamingen, waaronder een groot aantal potige Pajotters, vochten tegen de Franse tiran «voor outer en heerd». Nog hetzelfde jaar werd de opstand bloedig onderdrukt in Hasselt bij Ninove. En al die tijd werkten de niet-beëdigde priesters in verborgen holen en spelonken verder.

In 1814 verdween Napoleon van het toneel. In het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden was volgens de kerkbestuurders helemaal geen reden meer voor de protestbeweging van Stevens en zijn volgelingen. De «Napoleontische» bisschoppen bleven echter gewoon zitten. Dat was voor de extreme Stevenisten genoeg om vol te houden dat hun eigen kerk de enige ware rooms-katholieke kerk was.

Winnepenninckx

Die extreme Stevenisten hadden twee voormannen: priester Gillis-Frans Theys uit Jumet, Namen, en Filip Winnepenninckx, pastoor van Leerbeek. Theys´ volgelingen waren de meest fanatieke Stevenisten in heel het land. Toen hun pastoor in 1837 stierf, kwam er echter geen vervanger en vijftig jaar later was er vrijwel geen spoor meer te vinden van de Stevenisten rond Jumet.

Pastoor Winnepenninckx werd door de Fransen uit Leerbeek verdreven. Stilletjes keerde hij naar zijn kudde terug en goed het halve dorp bleef zijn oude herder trouw. Patroonheilige van de Stevenisten was de heilige Antonius. De noeste boeren van het Pajottenland hadden van oudsher een zwak voor deze heilige, vermoedelijk meer omdat hij wordt afgebeeld met een varken dan wel om zijn levensloop. Deze landbouwers zaten met hun ziel even ver in de zware leemgrond als de wortels van de populieren die links en rechts geplant werden om de nattigheid uit de grond te trekken. En toen in 1830 met de nieuwe grondwet elke reden voor de breuk met de kerk verdwenen was, bleven de ouderwetse Winnepenninckx en zijn Stevenisten hun pas verworven traditie trouw.

Pastoor Winnepenninckx was echter niet helemaal tegen de idee van een verzoening. Volgelingen van Theys hadden echter een soort van «bewaking» van de laatste Stevenistische priester op zich genomen. En al wie met een verzoenend gebaar naar Winnepenninckx stapte, werd doorgestuurd. Winnepenninckx stierf onverzoend in 1840. Twee jaar later overleed Pieter-Jozef Maertens, de laatste Stevenistische priester. Op de plaats waar het huis van pastoor Winnepenninckx stond in Leerbeek, bouwden zijn volgelingen een kapel die het opschrift draagt: «Deze Kapelle is gebouwd door de Navolgers van den Eerweerdigen heer Pastoor Philippus Winnepennics: Ter ere van het Enig Waarachtig Roomsch Katholiek Geloof in het jaar 1918».

De laatste zondag van het jaar 1995 zagen we amper zeventien mensen de gebedsdienst in de kleine kapel in Leerbeek volgen. De laatste Stevenisten zijn gedoemd te verdwijnen.

Koppig maar ter goeder trouw

LEERBEEK. «We zijn nog maar met weinigen en er komen er steeds minder naar de kapel. Maar dat is niet uitzonderlijk. Dat is maar zoals in de kerken» zegt een lid van de Stevenistische gemeenschap in het Pajottenland. De man «wil, kan en mag wel een en ander uitleggen» maar tegelijkertijd moeten we begrijpen dat hij «niet kan, niet wil en niet mag... Je moet begrijpen, we hebben weinig of geen documenten die ons zekerheid geven. Vraag het eens op het aartsbisdom».

In Mechelen, op het aartsbisdom, hebben ze een farde over de Stevenisten, ooit samengesteld door monseigneur Morel. De monseigneur is in 1974 overleden, kardinaal Danneels heeft kardinaal Suenens opgevolgd en de farde is ergens in de archieven verzeild geraakt. Vanuit het bisdom is blijkbaar nooit meer een verregaande poging gedaan tot verzoening. «Hen trachten te «bekeren» als je dat woord al moet gebruiken, zou weinig uithalen» meent men op het bisdom, «het is een koppig ras, hun tradities worden van vader op zoon overgeleverd. Maar deze mensen zijn ter goeder trouw».

Een katholieke priester in het Pajottenland kent het stilzwijgen van de Stevenisten: «Zij hebben geen leiding, niemand om mee te praten over geloof en godsdienst. Dus wordt er vrijwel niet over gediscussieerd. In de katholieke kerk wordt voortdurend gesproken, het geloof wordt via een taalcultuur bij de mensen gebracht. Bij de Stevenisten is die traditionele taalcultuur verdwenen, er is weinig overgeleverd en daarom kunnen ze moeilijk over hun geloof praten».

Gebedsdienst

Omdat ze geen priesters hebben, organiseren de Stevenisten elke zondag om 9 uur een gebedsdienst, in de kleine kapel in de Winnepenninckxstraat in Leerbeek. De voorbije zondagen zagen we bitter weinig mensen komen opdagen voor de dienst. De rozenkrans wordt gebeden en de voorman, de «bidder» genoemd, leest het evangelie. Daarna worden litanieën (vooral die van Sint-Antonius de Eremijt) gelezen.

Een katholiek priester: «Sommigen laten de Stevenistische gebedsdienst en elke andere viering voor wat ze is. Anderen gaan de ene keer naar de kapel in Leerbeek, als het anders past, wonen ze een eucharistieviering bij. Dat zijn «mensen op de rand».

Tijdens de vasten en de advent waren er vroeger dagelijks diensten. Een Stevenist: «Maar da´ s nu ook voorbij. Niks is meer als vroeger. Als je vroeger bij de kruidenier ´ s avonds een handvol snoep ging halen, kon je ze in de achterkamer horen bidden. In alle hoeves werd dan om 7 uur een rozenkrans gebeden. Wij doen dat nog steeds, maar op andere hoeves mindert het. Mensen die hier tijdens de oorlog bij de boeren ondergedoken zaten, vertellen nu nog dat «ze daar veel moesten lezen».

Op vrijdag en zaterdag aten Stevenisten vroeger geen vlees. Een harde kern volgt deze regel nog steeds.

Gemengd

De huwelijken worden gesloten in aanwezigheid van getuigen. Een katholiek priester: «De laatste decennia worden steeds meer gemengde huwelijken gesloten. Dat moest wel. De groep was zo klein geworden en er was zoveel onder mekaar getrouwd dat de gevolgen van de inteelt zichtbaar werden.»

Stevenisten hebben altijd gesteld dat zij kinderen waren van de kerk en wilden op de katholieke begraafplaatsen begraven worden. Honderdvijftig jaar geleden liep dit regelmatig uit de hand. Onverdraagzame katholieken gooiden de kisten en lijken van Stevenisten op straat, begrafenisstoeten werden uiteengedreven of de doden werden gewoon langs de straat in een put gegooid.

Tegenwoordig organiseren de Stevenisten een zeer simpele begrafenisstoet waarbij iemand voorop gaat met een gewijde kaars. De dode wordt net zoals alle anderen op het gemeentelijk kerkhof bijgezet.

De oude deken van Herne: «En dat die mensen begraven worden zonder de laatste sacramenten van een priester te hebben ontvangen, is niet het ergste. Er worden er tegenwoordig veel begraven zonder berecht te zijn».

De Stevenisten hebben nog kaarsen en wijwater gewijd door hun priesters. Het water wordt onder andere voor doopsels, telkens een beetje aangelengd. Ofwel wordt water geput uit de bronnen van Sint Renelde bij Halle waar ze op bedevaart gaan.

De oude deken van Herne: «Het doopsel van de Stevenisten wordt door de kerk als geldig aanvaard. Bij een gemengd huwelijk bijvoorbeeld vragen we meestal een document als bewijs, maar dat kunnen ze natuurlijk bijna nooit voorleggen. Getuigen zijn ook goed».

Gedachten

In het Pajottenland duiken regelmatig de vreemdste verhalen op en vaak wordt met beschuldigende vinger naar de Stevenisten gewezen.

- Toen in april 1987 vijf mensen vermoord werden op twee Stevenistische hoeves in Bogaarden, werd het fanatieke Stevenisme ermee in verband gebracht.

Een Stevenist: «Eigenlijk weten tegenwoordig meer dan zeventig procent van de mensen uit de streek niet eens iets over ons bestaan af. Maar af en toe zijn er van die roddelcampagnes. Dat moet je erbij nemen».

- Bleekblauwe hoevepoorten zouden een Stevenistisch kenmerk zijn.

Een Stevenist: «Er wordt ook verteld dat die boeren liberaal zouden zijn, of dat het uit Maria-verering is. Anderen doen het waarschijnlijk omdat ze het een mooie kleur vinden. Ik weet het niet, misschien was het vroeger een teken van de Stevenisten om mekaar te herkennen».

- Verhalen over dode kraaien die aan een voordeur worden gelegd?

Een Stevenist: «Dat heeft niks te maken met ons geloof maar met oude vetes tussen families, met jaloezie, nijd. Misschien stammen die ruzies uit de tijd van de eerste Stevenisten...»

- Zou het niet eenvoudiger zijn jullie te verzoenen met de kerk? Welk belang heeft het nu nog Stevenist te zijn?

Een Stevenist: «Tja, veel is zuiver traditie. Het zijn van die gedachten waaraan je vasthoudt...»

Theresia en de paus

GITS. West-Vlaanderen.- Hoe groot het Stevenistisch wantrouwen tegenover het kerkbestuur wel was, illustreert volgend voorval. In 1852 reist ene Theresia van Canneyt uit Gits naar Rome. Ze wordt ontvangen door paus Pius IX die de houding van de Stevenisten tijdens de Franse bezetting prijst en haar ervan overtuigt dat nu de tijd gekomen is om terug te keren naar de katholieke kerk en haar bisschoppen. Theresia krijgt een brief mee waarin de paus schrijft dat de Stevenisten de bisschoppen en priesters moeten erkennen.

Theresia keert blij terug naar Gits maar wordt onthaald op twijfel. Heeft ze zelf gezien dat de paus het document ondertekende? Theresia moet «neen» antwoorden. Ze begint ook te twijfelen aan de echtheid van de handtekening en reist opnieuw naar Rome. Op 23 januari 1853 ondertekent Pius IX dezelfde brief terwijl hij lachend aan Theresia zegt dat hij voor de Stevenisten doet wat hij nog nooit eerder voor iemand anders heeft gedaan. Terug in Gits kan Theresia enkele familieleden overtuigen van de echtheid van de brief. De Stevenisten zijn altijd onvoorwaardelijk trouw gebleven aan de paus. Een paar familieleden «bekeren» zich. Enkel koppigaards weigeren: hoe kon Theresia weten dat de man die de brief ondertekende de paus was? Iemand anders kon zich hebben verkleed als paus!

Els CLEEMPUT

De kapel die de Stevenisten in 1918 ter ere van hun voorman pastoor Winnepenninckx bouwden in Leerbeek. Een typische boerderij uit het Pajottenland. In enkele van deze hoeves wonen de laatste Stevenisten. (Foto´ s: ZUPP) (Fotograaf:ZUPP)

Uitgebreide statistieken

  • Aantal paginahits: 44.125.455
  • Aantal bestanden: 1.524.054
  • Ontsloten informatie: 758.178 Mbyte
  • Aantal databankvelden: 13.378.791

Zoeken

Back to Top