Artikel
PDB
We hadden er al van opgekeken toen we bladerden door de lijst van de Vlaamsbrabantse beschermelingen. Waarom is de Lakenhalle van Zoutleeuw, die dateert uit de eerste helft van de jaren 1300, pas beschermd sinds 16 september 1993? Waarom telt Sint-Genesius-Rode vierentwintig (24) monumenten en landschappen? Waarom wordt in het Pajotse landschap van Gooik enkel het Neigembos beschermd? Waarom wordt de bescherming van het Kravaalbos in Mazenzele (maar ook in Aalst en Asse) opgeheven en de bescherming van het Floordambos in Peutie op het grondgebied van Steenokkerzeel en Vilvoorde zelfs vernietigd? Veel vragen voor één enkele inspekteur in deze funktie op de dienst: zij weg, iedereen weg. Een verhaal van tergende vertragingen, onsystematische aanpak, personeelsgebrek, maar toch ook van een hoopgevende versnelde aanpak.
In principe, antwoordt Greta Paesmans, inspekteur bij het Bestuur Monumenten en Landschappen, gaan we systematisch te werk op basis van de inventaris van het bouwkundig erfgoed in de provincie. Inspekteur Paesmans is belast met de monumentenzorg in Vlaams Brabant.
Dat deze dienst enkel voor Vlaams Brabant werkt, nog voor die provincie werkelijk bestaat, is een gevolg van de regionalizering van het land. De wet op de bescherming van monumenten en landschappen dateert van 1931, de uitbreiding ervan tot dorps- en stadsgezichten van 76. Toen kreeg de rijksdienst de opdracht een inventaris op te maken, en die raakte niet af voor de federalizering.
Sindsdien vallen monumenten en landschappen onder de Administratie Ruimtelijke Ordening en Huisvesting, die in het Vlaams AROLH heet, bij het Departement Leefmilieu en Infrastruktuur van de Vlaamse Gemeenschap. Het hoofdbestuur zetelt in Brussel. In elke provincie werkt een buitendienst, met elk ook zijn specializatie. Die diensten werken voor het hele Vlaamse landsgedeelte; zo is er in Gent een specialist voor het industrieel erfgoed, en die draagt de verantwoordelijkheid voor heel de Vlaamse industriële archeologie.
Het lukt ons niet systematisch te werken, zegt Greta Paesmans. Brabant wordt stiefmoederlijk behandeld, de dienst lijdt onder personeelsgebrek. Voor de bescherming van de monumenten is er één inspekteur, zij alleen.
Voor het historisch interieur en de restauratiedossiers is er een inspekteur. Voor de bescherming van de landschappen is er een inspekteur. Het diensthoofd is een architekt die de verantwoordelijkheid heeft voor de restauratiedossiers, maar ook alle bouwaanvragen in de nabijheid van een monument of in een beschermd landschap of stads- en dorpszicht moet onderzoeken. Deze dienst beschikt vanzelfsprekend wel over administratief personeel, maar voor het werk dat er te doen valt, is ook dit te beperkt.
HALLE-VILVOORDE had als eerste een inventaris van de monumenten en landschappen. Het arrondissement Leuven volgde snel. Wat toen een voordeel was, is nu een nadeel gebleken: veel recent erfgoed is niet opgenomen, o.m. de neo-gotiek. Ingrijpende restauraties in de 19de eeuw bv. kwamen 20 jaar geleden niet meer in aanmerking voor bescherming, maar ze illustreren wel een evolutie in die restauratie. De meningen over wat moet beschermd worden, zijn de voorbije decennia gewijzigd. Vlaams Brabant dat ooit de eerste was, heeft nu nog veel bijkomend onderzoek te verrichten.
Het is de bedoeling dat systematisch te doen, zegt de inspekteur: per gemeente een evaluatie te maken en op grond daarvan konkrete voorstellen te doen. Maar dat lukt niet. De dienst krijgt telkens weer dossiers ingediend, die bij voorrang moeten worden afgehandeld.
"Iedereen kan een beschermingsaanvraag doen. Dat hoeft niet voor een eigen eigendom te zijn, maar kan ook voor het pand van een ander. Bovendien hollen we nog steeds achter de aktualiteit aan; een bedreigd gebouw, een bedreigde wijk krijgen voorrang. En dan zijn er ook nog de prioritaire verzoeken die ingediend worden door het kabinet van de verantwoordelijke minister. Voor een buitenstaander is het wel eens onbegrijpelijk waarom sommige monumenten niet beschermd raken. Maar er is een gebrek aan tijd en aan mensen, en er komen steeds weer andere prioriteiten.
Elk onderzoek begint met een bezoek aan de plaats. Men doet vaststellingen, legt de toestand vast in een fotoreeks, onderzoekt archieven en publikaties. Daar wordt een gemotiveerd verslag van gemaakt met een evaluatie die gestuurd wordt naar de minister. Deze beslist of de procedure van bescherming wordt ingezet of niet.
OPDAT EEN GEBOUW zou kunnen beschermd worden, moet het aan een aantal normen voldoen. Dat zijn bepaalde artistieke, estetische, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of socio-kulturele waarden.
Bescherming wordt gemotiveerd vanuit het algemeen belang. Maar of iets wel of niet beschermd wordt en blijft, hangt wel eens mee af van de bezwaren en problemen van de eigenaar. Voor procedurefouten kan die naar de Raad van State trekken.
Ook wegens een ander algemeen belang kan een bescherming ongedaan worden gemaakt. Niet elke gemeente is immers even gelukkig met de bescherming van een gebouw. Men heeft er wel eens andere plannen: afbreken om een bredere weg te kunnen aanleggen, bijvoorbeeld.
Na het voorontwerp van bescherming op voorstel van een ambtenaar komt er een vooronderzoek. Daarin wordt het advies betrokken van alle instanties: stedebouw, de gemeente en de provinciale kommissie voor monumenten en landschappen. Daarin zetelen twintig specialisten van allerlei aard: architekten, historici, experts in restauratie enzovoort. Zij beoordelen het dossier inhoudelijk.
Van alle opmerkingen, adviezen en bezwaren, terechte en onterechte, gaat een verslag naar de minister. Die ondertekent eventueel een ontwerp van bescherming. Om definitief te worden, moet die bescherming binnen het jaar bevestigd worden. Daartoe wordt het advies ingewacht van de koninklijke kommissie die de provinciale kommissies overkoepelt.
Tussen het voorontwerp en de definitieve bevestiging kan veel tijd verlopen. Als dat zo is, kan het openbaar onderzoek zijn waarde verliezen omdat ondertussen veel kan veranderd zijn. Gewoonlijk, zegt Greta Paesmans, duurt een onderzoek een jaar tot anderhalf jaar.
De eigenaar van een beschermd pand moet dat in goede staat onderhouden, zodat er geen direkt gevaar bestaat voor aftakeling. Maar de eigenaar kan niet zelf verplicht worden tot restauratie. Voor dat onderhoud kan de dienst wel optreden, maar daar is ook een hele procedure voorzien waarin veel administratief werk kruipt. Omdat de dienst onderbemand is, raken dossiers zo ook wel weer eens op de lange baan.
"Iemand zou dat moeten kunnen in het oog houden, zegt de inspekteur. "De bedoelingen op papier zijn goed, maar soms raakt men niet verder. De werkelijkheid is vaak triest. Bij duidelijke onwil kan de overheid wel optreden, zelfs onteigenen, maar de overheid zit zonder geld...
Een drastische versnelling in de opvolging van de dossiers valt de jongste tijd wel op. Sinds Sauwens minister is op dit departement, geeft Gerda Paesmans toe, gaat het vooruit. "Het aantal procedures ter bescherming dat ingesteld wordt, was nog nooit zo hoog. Nog nooit werden ze zo snel afgewerkt als in het jongste jaar. Een zeer positieve ontwikkeling, maar wij kunnen ze vaak niet bijhouden.
"Ministers ondertekenden vroeger wel een voorontwerp, maar het ontwerp of de definitieve goedkeuring bleven veelal uit. Nu gebeurt dat systematisch, zo gauw een dossier op het kabinet belandt, wordt het verder afgewerkt. We zijn onze achterstand aan het inhalen. Terwijl we vroeger soms drie of vier keer eenzelfde dossier moesten aanpassen omdat intussen telkens weer het kabinet veranderd was.
Maar er valt nog veel te beschermen, meent de inspekteur. Sinds lang al wil ze Leuven eens grondig aanpakken, maar de tijd ontbreekt telkens weer. "Neem Bierbeek, daar is slechts een vierkante hoeve beschermd, terwijl er nog veel en waardevoller zijn. Pas als je een heel grondgebied gelijktijdig kunt aanpakken, kan je van een bescherming echt iets samenhangends maken.
Sint-Genesius-Rode is daar een voorbeeld van. Bijna alle bescherming gebeurde er tussen 80 en 82. Dat paste toen in het Jaar van het Dorp en de dorpskernherwaardering. Toen kwamen globale voorstellen tot stand, niet geïsoleerd zoals zo vaak en ook ruimer.
IN DIE TIJD begon men hele gebieden af te lopen. Zon globale voorstellen waren ook in de maak voor Leuven en Bierbeek, maar het is er niet van gekomen. Een aantal dossiers kreeg geen definitieve besluiten, de kritiek op de impact van de bescherming was vooral groot bij de eigenaars. Sint-Genesius-Rode daarentegen is een geslaagd voorbeeld van een systemastische aanpak.
"Mijn ideaal is dat te kunnen doen voor heel Vlaams Brabant, zegt Greta Paesmans tot besluit. Maar de inventaris die daarvoor bestaat, en die een van de eerste was, beantwoordt niet meer aan de evolutie in de benadering en de veranderingen die er ondertussen gebeurden. In andere provincies, waar men later begon, is het een gewoonte geworden dat wie aan de inventaris werkt ook de voorstellen doet, archief, bouwaanvragen e.d. onderzoekt, wat de beschermingsaanvragen veel vergemakkelijkt. Brabant, dat voorop lag, loopt nu achter en moet zich proberen te redden met te weinig personeel.