Artikel
Herman Jacobs
Gezinnen, en hoe ze te overleven - niet weinigen onder ons zijn er hun hele leven lang mee bezig. In de literatuur is Renate Dorrestein een van de auteurs die van een levendige belangstelling voor het thema blijk geven. Was het in aanzet al in haar debuut Buitenstaanders (1983) aanwezig, sinds haar autobiografische roman Het perpetuum mobile van de liefde (1988), waarin ze de zelfmoord van haar zusje verwerkte, is ze zich er steeds explicieter op gaan toeleggen. Daarbij haalde ze telkens een ander aspect van het gezinsleven naar voren - of van het ontbreken daarvan, want gewone kindje-boompje-beestje-verhalen waren het niet bepaald.
In Ontaarde moeders (1992), misschien wel haar meesterwerk tot nog toe, onderzocht ze de ouderrol van man en vrouw, getekend tegen een achtergrond van afwezige moeders - tegendraads is Dorrestein altijd geweest. Een sterke man (1994) ging onder meer om machtsverhoudingen, zowel in de pseudo-familie van een groep op een Iers landgoed samengebrachte internationale groep kunstenaars als in het gezin van de mecenas dat het landgoed bewoont. En in Verborgen gebreken (1996) stelde Dorrestein scherp op incest, het nut van tantes en de prijs die voor intimiteit moet worden betaald.
Het waren stuk voor stuk sterke boeken, weinig vrolijk maar vitaal en overigens niet zonder humor, uitmuntend geschreven, slim opgebouwd en dus spannend, en blijk gevend van een groot vermogen om, midden in de gothic novel-achtige situaties waar Dorrestein graag mee werkt, toch levensechte, aangrijpende figuren neer te zetten.
Hetzelfde kan niet zonder meer gezegd worden van haar net verschenen nieuwste roman. Een slecht boek schrijven kan Dorrestein eenvoudig niet, zelfs al zou ze het willen, en dat is Een hart van steen dan ook niet, maar na de net genoemde titels stelt het wel enigszins teleur.
"We waren al met z´ n vieren toen Ida werd geboren, in een ongewoon koude zomernacht," zo begint het. We, dat zijn de kinderen van het modelgezin Van Bemmel: de vijftienjarige, zelfbewuste, mooie Sybille, de een jaar jongere, handige Kester, de nieuwsgierige Ellen, die net twaalf wordt en de driejarige Michiel. We schrijven begin jaren zeventig. Vader Frits en moeder Margje drijven een in americana gespecialiseerd kranteknipselbureau, de zaken lopen voorspoedig en iedereen is dol op elkaar.
Het is eens wat anders in een roman van Dorrestein, en ze legt er ook de nodige nadruk op: Frits en Margje kunnen, na al die jaren, nog steeds niet van elkaar afblijven, de kinderen zijn hun aan het hart gebakken en de boze buitenwereld dringt wel in een vloed van kranten en magazines tot de Van Bemmels door, maar kan hun geluk niet verstoren - "Mijn knieholtes tintelden van plezier als ik zag hoe mijn ouders de ogenschijnlijke chaos van Bureau Van Bemmelmoeiteloos in bedwang hielden, gewoon door alleen maar rustig achter hun bureau te zitten," zoals Ellen bedenkt als ze later op haar jeugd terugblikt.
Maar dat kon natuurlijk niet blijven duren - gaande het verhaal blijkt dat Ellen niet zo heel lang na de geboorte van haar jongste zusje Ida voor de rest van haar jeugd in een instelling is terechtgekomen. Want er heeft zich in het gezin Van Bemmel een tragedie afgespeeld die Frits, Margje, Sybille, Kester en Ida onder een ´ hart van steen´ heeft doen belanden: een grafzerk.
Kindermoord is tegenwoordig een populair onderwerp, als je dat zo mag zeggen, maar het verwijt van modieusheid dat je Een hart van steen zou kunnen maken weet Dorrestein af te weren door haar consciëntieuze en beslist niet sensationele benadering van het gegeven. Het is ook helemaal geen lugubere onmens à la Dutroux die ervoor zorgt dat Ellen haar ouders, twee zussen en oudere broer nooit meer terug zal zien. Wat er gebeurt is dat haar moeder ten prooi valt aan een postnatale depressie die zich manifesteert als religieuze waanzin: zij is ervan overtuigd dat Ida door de duivel bezeten is en begint het kind te mishandelen om de Boze uit te drijven.
Uiteraard wordt de baby daar steeds onhandelbaarder van, wat voor Margje alleen maar een bevestiging is van haar waan, die zich bovendien uitbreidt naar de rest van haar gezin. Ten slotte komt ze tot de conclusie dat er maar één ding op zit: om haar eigen ziel en die van haar man en kinderen te redden zal ze ze allen moeten doden: "Ze snikte het uit: pas als Frits en de andere kinderen ook stierven en hun de zegen der martelaren deelachtig werd, zouden ze gevrijwaard zijn van het hellevuur."
En dat gebeurt ook - zij het dat Ellen en de kleine Michiel de dans ontspringen. In de bewustzijnvernauwing van het moment als ze haar moordende plan uitvoert (iedereen een dosis slaapmiddelen geven en hen daarna verstikken door een plastic zak over hun hoofd te trekken), heeft Margje namelijk niet gemerkt dat Ellen even niet binnenshuis is. Als het meisje binnenkomt en het macabere tafereel ziet, is Michiel de enige die ze nog van de verstikking kan redden. Een hart van steen is, zoals gebruikelijk bij Dorrestein, zorgvuldig en spannend opgebouwd, en bovendien tilt de schrijfster in dit boek haar hoofdpersonage voor het eerst over de rampen uit het verleden heen: Ellen zal uiteindelijk zelf een gezin stichten en Ida, het zusje dat onder zo´ n omineus gesternte ter wereld kwam, als het ware opnieuw baren: ze vernoemt haar eigen dochterje naar haar. Dorrestein waagt zich dus weer een stap verder op haar literaire weg: je kunt een boek een (soort) happy end geven, zoals ze hier doet, zonder in geschmier en pulpschrijverij te vervallen. Het teleurstellende is alleen dat de verklaring van de ramp die zich in Ellens verleden voltrekt zo eendimensionaal is: met enige kwade wil zou je het boek kunnen lezen als een bezorgde waarschuwing om postnatale depressies toch vooral zo snel mogelijk te onderkennen en er iets aan te doen. En wel dit: progesteron toedienen.
Jammer genoeg was het hele fenomeen in de jaren zeventig nog onbekend, is de onderliggende boodschap. Maar zou dat echt waar zijn?
Renate Dorrestein, Een hart van steen, Contact, Amsterdam, 238 p., 700 frank.
(Foto Contact)