Artikel
Of dokter worden altijd mijn droom was geweest? Nee. Absoluut niet. De opleiding was voor mij een verkeerde keuze. Dat heb ik het jongste jaar pas duidelijk beseft.»
Ofwel zou hij talen gaan doen. «Want dat lag me wel. Ik heb als jonge gast zelfs eens een Franse opstelprijskamp gewonnen tegen Brusselaars van mijn leeftijd. Eigenlijk was ik daarmee gedoodverfd om Romaanse te gaan volgen. Terwijl ik zelf niet goed wist of ik niet liever biologie zou studeren.»
Intussen was ook zijn tweede natuur boven komen drijven: de muzikant, de liefhebber van volksmuziek die nachten lang soms op een gitaar zat te tokkelen.
«Misschien zat daar ook wel toekomst in.»
Dat dat allemaal niét zijn keuze is geworden had, zegt Guido, «met thuis te maken».
«Pa en ma verwachtten méér. Als ge biologie aankunt, kunt ge toch iets hoger mikken: waarom geen diergeneeskunde bijvoorbeeld? OK, dat leunde wel aan.»
«Tegen dat ik mijn middelbaar bijna achter de rug had, kwam het ter sprake dat ik dan naar Gent zou moeten. Kunt ge niks korterbij huis gaan doen?»
«In die tijd was het LUC net gestart en dus werd het Diepenbeek. Omdat tandheelkunde me niet boeide, was het alternatief geneeskunde.»
In de voormiddag stortte hij zich op scheikunde en fysica. Tijdens de middagpauze trakteerde hij zijn medestudenten op een gitaarconcert en haastte zich dan naar het conservatorium om zich verder in zijn instrument te bekwamen.
«Die combinatie heb ik maar één trimester vol kunnen houden. Ik hing mijn gitaar aan de haak...»
Maar het virus bleef sluimeren. Terwijl hij overdag studeerde, droeg hij ´ s nachts zijn steentje bij tot de revival, toen, van de volksmuziek. «Ik speelde gitaar, mandoline, viool, doedelzak en hommel (klonkviool) en gaf concertjes. Het is gebeurd dat ik tot drie uur ´ s morgens bleef spelen en dat ik om negen uur naar een examen moest terwijl ik mijn cursus niet eens open had gehad.»
(lachje) «Ik had die cursus zelfs niet, ben hem na het examen gaan vragen om te zien of het juist was wat ik had verteld. Bizar misschien: maar ik was geslaagd.»
«Dat was, denk ik, mijn ongeluk: dat ik een gemiddeld goeie student was en zelfs een paar keer onderscheiding haalde. Had ik het geluk gehad om het moeilijk te hebben, dan had ik er toen waarschijnlijk al direct mee gekapt.»
Het zesde jaar, constant stage in ziekenhuizen, maakte duidelijk dat ´ dokter worden´ my cup of tea niet was. Ik ging met lange benen naar ´ t hospitaal, kwam daar dikwijls te laat toe. ´ t Is zelfs gebeurd dat ik er veertien dagen ben weggebleven en niet van mijn kot kwam. Ik was ziek ja. Mentaal in de knoop, bedoel ik. En de combinatie met muziek was moordend. Probleem was dat ik nooit de moed heb gehad om de knoop door te hakken. Mijn studies kostten mijn ouders handenvol geld en ik wilde hen in geen geval ontgoochelen.»
«In gesprekken met een psycholoog kwam mijn dilemma toen al ter sprake. En toen ik het voorlaatste jaar een stage van vier maanden - «bij gebrek aan inzet» - moest overdoen, had ik een gesprek met een prof die mij heeft overtuigd om toch verder te doen.»
Guido Piccard studeerde in ´ 81 af. Ging naar het leger, waar hij deel uitmaakte van de medische staf «terwijl ik intussen voor de officieren concertjes gaf en een mars schreef voor de eenheid waar ik lag.»
Dorpsdokter
Guido Piccard vestigde zich in Geneiken (Lummen) en had na enkele jaren «een praktijk die heel goed draaide».
«Ik mag zeggen, denk ik, dat ik door mijn patiënten werd geapprecieerd.»
- De muziek was dan ver weg?
(Heftig hoofdschuddend) «Op een bepaald moment speelde ik in drie groepen tegelijk. ´ s Avonds repeteerden we, thuis natuurlijk want ik moest bereikbaar zijn. Dikwijls speelden we tot 1 uur ´ s nachts, en dan was ik intussen nog weggeroepen. ´ s Morgens stond ik met kleine ogen weer op.»
Intussen was Guido getrouwd en vader van twee kinderen en had hij samen met anderen een CD uitgebracht, met volksmuziek en zelf geschreven nummers.
«Onverzoenbaar was dat. En ik keek uit naar een andere formule: een samenwerkingsverband met andere dokters, om meer vrije tijd te hebben en meer met m´ n hobby bezig te kunnen zijn.»
Toen zijn schoonbroer en zus (ook arts) die in Lommel een praktijk hadden, een derde arts zochten «om het werk wat te verlichten», leek hem dat het ideaal.
Guido Piccard: «En toch heb ik nachtenlang wakker gelegen. Ik moest m´ n praktijk in Geneiken opgeven: wat een zware beslissing was. Bovendien hadden wij grond gekocht en het plan voor ons huis al in gedachten. We stonden dus op het punt ons definitief in Lummen te vestigen. Maar dan heb ik de knoop doorgehakt en zijn we naar Lommel verhuisd.»
Moeilijk
«Al heel snel bleek dat de bedoeling om het werk te verlichten, averechts uitdraaide. De praktijk groeide en ik had het nog veel drukker.» Guido Piccard was ondertussen spelend lid van het Limburgs Dansorkest. «Veel weekends waren we weg, tot in Franrijk en Duitsland toe. Intussen werkte ik ook aan een boek: met 180 nummers die ik zelf had geschreven.»
«Dat kon ik niet blijven bolwerken en tenslotte heb ik beslist te stoppen met de muziekgroep. Wij hadden intussen een derde kindje bij en alleen van spelen zouden we toch niet kunnen leven.»
«Dat was het begin van de crisis. Ik zag mijn passie verloren gaan en had alleen nog mijn werk waar het ook moeilijker werd. Ik was emphatisch met mijn werk bezig. Ge moet voor uw patiënten de nodige tijd nemen, vond ik, ge moet zorgen dat mensen het gevoel hebben dat ze geholpen zijn. Wat maakte dat patiënten met psychische of sociale problemen meestal bij mij terecht kwamen, waardoor mijn raadplegingen meestal veel te lang duurden en de werkregeling in het honderd liep waar mijn collega´ s dan weer voor moesten opdraaien.»
«Voor mijn part moest ik dan maar minder patiënten per dag zien. Want geld en opbrengst hebben mij altijd maar weinig geïnteresseerd. Als je twee boterhammen eet, waarom moeten er dan tien liggen die je toch niet aanraakt? En of ik nu in een Mercedes rijd of in een Kadetje, maakt mij niks uit.»
Intussen had hij - «bloed kruipt waar het niet gaan kan» - de draad met de muziek weer opgenomen, «waren we bezig met de opname van een CD die ons onverwacht bergen werk heeft gekost.»
«Het laatste jaar voelde ik me slecht in m´ n vel; was ik, weet ik nu, depressief.»
- De dokter was ziek?
«Echt ziek ja. In de geestelijke zin van het woord.»
«M´ n eigen problemen waren waarschijnlijk de reden dat ik geen afstand meer kon nemen van het verdriet en het leed dat ik elke dag zag.»
«Eerst was er die man die aan longkanker was gestorven. Dan kwam er, heel kort nadien, een oproep van een man die ook aan longkanker leed en naar de praktijk had gebeld om dringend iemand te sturen. Toen ik bij hem kwam, bleek dat hij daar al een hele tijd in zware ademnood lag. Zijn medicatie had hij al genomen en dus kon ik op dat vlak niks meer voor hem doen. Ik heb de ziekenwagen gebeld, zat intussen langs hem in de zetel. ´ Blijf ademen, man, ge moet´ . Ik probeer. Maar ik kan niet... Hij is in mijn armen gestorven. Ik heb hem zién stikken.»
«Dan werd ik ´ s avonds opgevorderd door de politie, moest ik iemand gaan identificeren die zich - dat bleek daar - al weken geleden had opgehangen. Ik ben daar bijgebleven tot het parket kwam. Normaal moet je daar tegen kunnen. Je draait de knop om, en morgen zien we wel weer. Maar mij lukte dat niet meer.»
Tijdens, kort daarop, een concert in Wallonië, bij
rotweer in een half open tent, deed Guido Piccard een banale valling op die uitmondde in een serieuze luchtweginfectie.
«Ik wilde afhaken op het werk, vond dat ik er een paar weken uit moest om alles op een rij te kunnen zetten. Maar de omstandigheden lieten dat niet toe. Als dat zo moet, kap ik ermee, heb ik gezegd.»
«Mijn vrouw verschoot er niet van. Het was te verwachten, zei ze toen ik het haar heb verteld. Ik heb dat al jaren voelen aankomen.»
«Maar daar stond ik dus. Iets waar ik al jaren mee had rondgelopen, had zich opeens, in een opwelling, voltrokken en ik was niet voorbereid. Dat stoppen was geen ´ beslissing´ . Dat was nog de enige redplank. ´ t Is een beetje alsof je staat op het dak van een brandend huis met veel verdiepingen. Ofwel brand je mee op - burn out, in dit geval wel toepasselijk - ofwel spring je, niet wetend of er beneden wel iemand staat om je op te vangen. En ik ben gesprongen.»
Onvrede
Naar een dokter is dokter Piccard niét gegaan. «Tegen collega´ s uit mijn onmiddellijke werkkring kon ik toch moeilijk over mijn problemen gaan vertellen.»
De diagnose heeft hij zelf gemaakt en de geneesmiddelen die hij dacht nodig te hebben zocht hij in de alternatieve sfeer. «Sint-Janskruid bijvoorbeeld. Dat heeft me goed geholpen.»
Steun zoeken bij zijn familie, kon hij moeilijk. «Want dat was precies het pijnlijke van de hele zaak: ik had gekapt met een werksituatie die verweven was met mijn familie. Daar werd mijn beslissing slecht begrepen en op gemengde gevoelens onthaald. Ik stond eigenlijk zo goed als alleen.»
De eerste weken en maanden waren doffe ellende.
«Ik had geen inkomen meer. Nul. En op een vervanginkomen hoeft ge als zelfstandige niet te rekenen. We hadden drie schoolgaande kinderen, een huis en een heleboel andere verbintenissen die we na moesten komen. Nog een geluk dat mijn vrouw fulltime in het onderwijs stond.»
«Op de koop toe werd ik ziek, lichamelijk ziek dan: problemen met de luchtwegen. Daar ben ik zelfs nu nog altijd niet van verlost.»
Dokter Piccard zonk weg in een depressie: «Slecht of niet slapen, goesting hebben in niks, compleet op de dool zijn zeg maar. Wekenlang. Maandenlang. Eigenlijk ben ik dat nog niet helemaal kwijt.»
De dokter die zich vroeger zelden in lectuur had verdiept, begon boeken te verslinden. «Over filosofie, over boeddhisme, hindoeïsme, de gekste dingen soms ook. Waarom? Weet ik niet echt. Misschien voor een stuk om mezelf te vinden: Waar kom ik vandaan? Wat doe ik hier?»
Het antwoord heeft hij, zegt hij, «nog altijd niet gevonden».
Op vraag van zijn vrouw had dokter Piccard overwogen om ´ huisman´ te spelen.
«Maar dat was een doodgeboren kind. Als Tilly de kinderen niet naar school kon doen, deed ik dat wel. Maar voor huishoudelijk werk heb ik twee linkse handen.»
Zijn echte vangnet per slot van rekening waren enkele vrienden, vooral uit de muziekwereld. «Mensen met wie ik kon praten en blijven praten, die luisterden en bleven luisteren. Als je zulk sociaal vangnet niet hebt, geraak je die put niet uit. Dat weet ik intussen wel zeker.»
Het is ook aan hen te danken dat hij met zijn muziek weer aan de bak is kunnen komen.
Dokter Guido Piccard geeft nu les, twee uur per week ´ hommel´ oftewel klonkviool in de muziekacademie van Gooik. «Sinds september is de cursus volksmuziek daar officieel erkend en krijgen we zelfs subsidie. Dat is voor mij, een geroutineerd maar nauwelijks geschoold muzikant, een erkenning op zich.»
Guido Piccard geeft concerten, af en toe, met gitaar, cister of hommel, speelt in twee bezettingen die de volgende maanden verschillende optredens op stapel hebben staan. Hij legt intussen de laatste hand aan een kinder-CD die in Waalse scholen zal worden verspreid. Op dit moment heeft hij ook vijf opdrachten lopen om een klonkviool te bouwen.
«Genoeg om van te leven? Helemáál niet. Ik voel me nog altijd vegeteren op wat mijn vrouw doet. En dat is geen goed gevoel. Ik wil zelf instaan voor de zaken.»
Guido Piccard heeft nu contacten met een firma in natuurproducten die een arts zoekt om info-avonden te organiseren voor dokters en apothekers. En dat interesseert hem wel. «Zou wat evenwicht brengen in mijn bezigheden.»
«Gooi dat allemaal op een hoopje en ik krijg het gevoel ja dat alles misschien toch nog in de plooi zal vallen.»
Als de fotograaf binnenkomt, pakt Guido Piccard zijn klonkviool, tokkelt afwezig een nummer dat hij ´ hier en nu´ improviseert.
Harpachtige klanken vullen de ruimte die tot voor kort een dokterskabinet is geweest.
Of hij nog met ´ dokter´ wordt aangesproken?
Hij schudt het hoofd: «Vroeger ook niet. Omdat ik daar zelf op aanstuurde, spraken mijn patiënten mij met mijn voornaam aan.»
Hij heeft soms nog contact met vroegere patiënten. «En vorige week nog heeft er één gebeld. De slotvraag is altijd dezelfde: Komt ge nog niet terug?»
Hij heeft daar ontkennend op geantwoord.
Onlangs, op een concert, werd vanuit het publiek geroepen: «Is er een dokter in de zaal?»
Het was de klonkviolist die van het podium af de zaal in liep.
Guido Piccard: «Ik heb de eerste hulp geboden en dan die man naar een dokter verwezen. Dat ik terug een spoedgevallendienst word, mogen de mensen niet meer van mij verwachten.»
De enige nog die daar aanspraak op kan maken, is zijn gezin.
Als er met zijn kinderen op gebied van gezondheid iets scheef loopt, gaat, ergens te velde zijn telefoon. Dan gooit hij zijn klonkviool aan de kant, ijlt hij naar huis en pakt hij, even weer, de stethoscoop.
«De meeste mensen zullen mij niet herkennen,» voorspelt de klonkviool spelende huisarts die tot vorige week, twintig jaar lang, een volle baard heeft gedragen. «Na een uitschuiver bij het scheren heb ik hem maar helemáál afgedaan. ´ t Is wennen ja, maar misschien maakt het wel deel uit van mijn metamorfose...» (Foto: Raymond LEMMENS) (Fotograaf:Raymond Lemmens)