Algemeen Nederlands
Met een smak had ze de deur achter zich dichtgesmeten. Hij was haar nog even achternagelopen, maar ze was niet meer te stoppen. Ze stapte de straat over en ging het station binnen. Toen na tien minuten een trein wegreed, wist hij dat ze vertrokken was.
Als gij uw kerstavond voor vier zatte lappen wilt opofferen, dat moet get zelf weten waren de laatste woorden die nog nazinderden in zijn hoofd. Hij slofte weer naar binnen achter de toog en begon glazen te spoelen. Zijn klanten hadden nauwelijks opgekeken.
Die waren teveel bezig met hun eigen miserie. Alleen Gust die op een barkruk aan de toog hing, probeerde hem te troosten. Trek het u niet aan Jef, 't zijn allemaal dezelfde. Ge weet hoe dat ik gevaren ben! Terwijl hij slurpte aan zijn zoveelste pint dacht hij aan zijn dochter en de moeder van zijn dochter die op het eigenste ogenblik aan de andere kant van t land champagne aan het drinken waren in een duur restaurant.
Een paar uur al zat Gust hier zijn gram te verdrinken. Hij had de wagen van de elektriciteitsmaatschappij, van de compagnie zoals ze hier zeggen, voor het café geparkeerd. Met veel misbaar had hij zich neergeploft op zijn vertrouwde kruk en had zijn mobiele telefoon in een hoek gegooid.
Van wacht zijn op kerstavond sakkerde hij, een ganse nacht in een overall zitten wachten tot er op een of andere braspartij een panne is. Maar ze kunnen de pot op Jef, hoort ge mij, de pot op!.
Jef zuchtte, maar antwoordde niet. Gust probeerde dan maar een gesprek aan te knopen met Robert. Robert, saxofonist bij de kapel van de Zeemacht, was blijven plakken na de repetitie en had blijkbaar nog geen zin om naar huis te gaan.
Hij kon het gezaag van de elektricien vijf minuten aanhoren, grabbelde toen zijn instrument en ging zonder een woord naar buiten. De decemberwind blies heel even een flard Jingle Bells naar binnen.
Toen de deur dichtklapte werd het weer heel stil.
Gust stond nog even beduusd te kijken voor de bedampte ruiten. Toen zag hij Liza zitten, zwijgend achter een groot glas sherry, massief op de bank geplant, de fel gekleurde jurk tot barstens toe gevuld.
Niets herinnerde nog aan het zelfbewuste tienervrouwtje dat maandenlang in de top tien stond met een knaller van een hit. Heel het dorp was fier op haar. Ze kwam op teevee en haar levensverhaal stond breed uitgesmeerd in de boekjes. Na een paar plaatjes was het nieuws eraf.
Haar manager had een andere oogappel gevonden en Liza werd gedumpt als afval.
Zij investeerde haar laatste cent om terug te komen. Een mooiprater beloofde haar een schitterende toekomst aan zijn zij, maar toen hij er alles had doorgejaagd liet hij haar achter in de goot.
De meest gore buurten van Brussel werden haar terrein tot ze uiteindelijk toch de schaamte opzij zette en terugkeerde naar hier, uitgeblust, haar ranke lichaam verkommerd tot een enorme brok ellende. Zingen deed ze allang niet meer, spreken nauwelijks.
Ook Gust, die nu lamenterend voor haar stond, kreeg er geen woord uit. Omdat hij voelde dat dat hij bot ving, ging hij terug naar de toog staan leuteren tegen Jef.
De GSM die nog altijd in de hoek lag begon plots te piepen. Een straf spel zei Gust en hij schopte hem naar de andere hoek, waar hij tegen de kachel kwakte.
Dat ze hun klodden zelf oplossen! brieste hij..
Kalmeer toch een beetje, suste Jef. Met zijn aansteker stak hij een stompje kaars aan dat naast de nepkerstboom op de schouw stond. Het vlammetje danste in het rood van de kerstballen. "Zo, nu is het toch al een beetje feest" troostte hij zichzelf.
Toen zwaaide de deur open en een oude zigeuner met een reusachtig accordeon op zijn buik, stapte de gelagzaal binnen. Een donkere vrouw met vlammende ogen volgde in zijn kielzog. Geen van de drie aanwezigen begreep een woord van de vreemde groet die zij hen toeriepen, maar de stroom van klanken die hij uit het instrument haalde en het verschroeiende ritme waarmee zij op de gitaar ramde, zette het hele vertrek plots in vuur en vlam...
Smijt dat tuig buiten sneerde Gust. Maar Jef repliceerde Och man toch, laat die mensen spelen, luistert eens hoe schoon jong, 't is feest begod .
De nieuwkomers hadden duidelijk geen last van de bedrukte stemming die er tussen deze vier muren hing. Zij speelden met een overgave alsof zij in een Weens salon aan het musiceren waren. Ze speelden voor de lege tafels en stoelen en schoven naar de hoek waar Liza uit haar verdoving scheen te ontwaken. De serenade die ze kreeg deden haar ogen weer even fonkelen.
Toen de oude muzikant een csardas inzette, gooide zijn vrouw haar gitaar in de armen van Gust en begon te dansen als een orkaan. Wervelend vlogen haar rokken tegen het meubilair en haar voeten dreunden in een helse kadans op de zwartwitte tegels.
De argwaan van Gust veranderde in wild enthousiasme. Als goede patron haastte Jef zich om het koppel een flink glas voor te zetten. Toen viel plots het licht uit.
Pikkedonker, alleen de kaars in de buurt van de kerstboom zorgde voor een flauw lichtje.
Kortsluiting dacht Jef en spoedde zich met zijn zaklamp naar de zekeringenkast. 't Is hier niet constateerde hij, kijk buiten zijn ook alle lichten uit, de stroom is overal uitgevallen!
Een panne vloekte Gust, maar ze kunnen ontploffen, ik ga niet. Dat ze hun kalkoenen rauw opeten. Jef diepte uit een kast een doos kaarsen van de Bond zonder naam, plaatste er een op elke tafel, op de tapkast en op de schouw. Hij stak ze één voor één aan en genoot van het warme gefonkel.
Dan ging hij naar de kelder en kwam boven met een kist oude Franse wijn, ging tenslotte op een stoel staan en riep: Vrienden, we gaan vieren, ik trakteer! Glazen werden gevuld, getingel van broos kristal.
De zigeuners begonnen opnieuw te spelen en zelfs Gust sloeg als een Cubaan het ritme op zijn barkruk. Liza had haar kollosale lijf rechtgezet en schreeuwde de accordeonist toe: Tarantella.
Een ogenblik later slingerde zij haar stem tussen de accordeonklanken. Zij zong dat de glazen op het rek begonnen te trillen. Haar stem, die ze zolang niet had gebruikt was rijper en mooier geworden. Met alle kracht die in haar zat, stuwde zij het lang gekoesterde verdriet langsheen haar stembanden.
Daar veranderde ellende in een bevrijdend lied, dat iedereen rond haar betoverde en de nacht vulde tot in de donkerste hoeken.
Alsof hij het geroken had stond daar plots weer Robert met zijn saxofoon. Een minuut later hingen de klank van sax en accordeon, van stem en gitaar als muzikaal behang in de gelagzaal. Niemand hoorde nog het gepiep van de GSM die in zijn hoekje klaaglijk begon te roepen. De muziek rolde intussen naar buiten over de verlaten straat. We gaan voor de mensen spelen riep Jef en hij greep twee dienborden die hij als symbalen tegen elkaar sloeg. Vrolijk trok de bende naar buiten. In het voorbijgaan schopte Gust tegen de wagen van den elentriek.
Mensen kwamen verbaasd uit hun donkere huizen. Enkelen trokken hun jas aan en stapten mee op. Een tubaspeler, een klarinet, een gans orkest was het dat op de duur langs het donkere silhouet van de kerk de Kammeersen indook en langs de Markebeek verder trok.
En de schapen in de weide, de kraaien in de hoge kanadas, ze keken verwonderd naar die wondere stoet die met pinkelende lichtjes verdween onder het donkere uitspansel dat vol klanken hing, als bliezen alle hemelscharen tegelijk op hun koperen bazuinen.
Als gij uw kerstavond voor vier zatte lappen wilt opofferen, dat moet get zelf weten waren de laatste woorden die nog nazinderden in zijn hoofd. Hij slofte weer naar binnen achter de toog en begon glazen te spoelen. Zijn klanten hadden nauwelijks opgekeken.
Die waren teveel bezig met hun eigen miserie. Alleen Gust die op een barkruk aan de toog hing, probeerde hem te troosten. Trek het u niet aan Jef, 't zijn allemaal dezelfde. Ge weet hoe dat ik gevaren ben! Terwijl hij slurpte aan zijn zoveelste pint dacht hij aan zijn dochter en de moeder van zijn dochter die op het eigenste ogenblik aan de andere kant van t land champagne aan het drinken waren in een duur restaurant.
Een paar uur al zat Gust hier zijn gram te verdrinken. Hij had de wagen van de elektriciteitsmaatschappij, van de compagnie zoals ze hier zeggen, voor het café geparkeerd. Met veel misbaar had hij zich neergeploft op zijn vertrouwde kruk en had zijn mobiele telefoon in een hoek gegooid.
Van wacht zijn op kerstavond sakkerde hij, een ganse nacht in een overall zitten wachten tot er op een of andere braspartij een panne is. Maar ze kunnen de pot op Jef, hoort ge mij, de pot op!.
Jef zuchtte, maar antwoordde niet. Gust probeerde dan maar een gesprek aan te knopen met Robert. Robert, saxofonist bij de kapel van de Zeemacht, was blijven plakken na de repetitie en had blijkbaar nog geen zin om naar huis te gaan.
Hij kon het gezaag van de elektricien vijf minuten aanhoren, grabbelde toen zijn instrument en ging zonder een woord naar buiten. De decemberwind blies heel even een flard Jingle Bells naar binnen.
Toen de deur dichtklapte werd het weer heel stil.
Gust stond nog even beduusd te kijken voor de bedampte ruiten. Toen zag hij Liza zitten, zwijgend achter een groot glas sherry, massief op de bank geplant, de fel gekleurde jurk tot barstens toe gevuld.
Niets herinnerde nog aan het zelfbewuste tienervrouwtje dat maandenlang in de top tien stond met een knaller van een hit. Heel het dorp was fier op haar. Ze kwam op teevee en haar levensverhaal stond breed uitgesmeerd in de boekjes. Na een paar plaatjes was het nieuws eraf.
Haar manager had een andere oogappel gevonden en Liza werd gedumpt als afval.
Zij investeerde haar laatste cent om terug te komen. Een mooiprater beloofde haar een schitterende toekomst aan zijn zij, maar toen hij er alles had doorgejaagd liet hij haar achter in de goot.
De meest gore buurten van Brussel werden haar terrein tot ze uiteindelijk toch de schaamte opzij zette en terugkeerde naar hier, uitgeblust, haar ranke lichaam verkommerd tot een enorme brok ellende. Zingen deed ze allang niet meer, spreken nauwelijks.
Ook Gust, die nu lamenterend voor haar stond, kreeg er geen woord uit. Omdat hij voelde dat dat hij bot ving, ging hij terug naar de toog staan leuteren tegen Jef.
De GSM die nog altijd in de hoek lag begon plots te piepen. Een straf spel zei Gust en hij schopte hem naar de andere hoek, waar hij tegen de kachel kwakte.
Dat ze hun klodden zelf oplossen! brieste hij..
Kalmeer toch een beetje, suste Jef. Met zijn aansteker stak hij een stompje kaars aan dat naast de nepkerstboom op de schouw stond. Het vlammetje danste in het rood van de kerstballen. "Zo, nu is het toch al een beetje feest" troostte hij zichzelf.
Toen zwaaide de deur open en een oude zigeuner met een reusachtig accordeon op zijn buik, stapte de gelagzaal binnen. Een donkere vrouw met vlammende ogen volgde in zijn kielzog. Geen van de drie aanwezigen begreep een woord van de vreemde groet die zij hen toeriepen, maar de stroom van klanken die hij uit het instrument haalde en het verschroeiende ritme waarmee zij op de gitaar ramde, zette het hele vertrek plots in vuur en vlam...
Smijt dat tuig buiten sneerde Gust. Maar Jef repliceerde Och man toch, laat die mensen spelen, luistert eens hoe schoon jong, 't is feest begod .
De nieuwkomers hadden duidelijk geen last van de bedrukte stemming die er tussen deze vier muren hing. Zij speelden met een overgave alsof zij in een Weens salon aan het musiceren waren. Ze speelden voor de lege tafels en stoelen en schoven naar de hoek waar Liza uit haar verdoving scheen te ontwaken. De serenade die ze kreeg deden haar ogen weer even fonkelen.
Toen de oude muzikant een csardas inzette, gooide zijn vrouw haar gitaar in de armen van Gust en begon te dansen als een orkaan. Wervelend vlogen haar rokken tegen het meubilair en haar voeten dreunden in een helse kadans op de zwartwitte tegels.
De argwaan van Gust veranderde in wild enthousiasme. Als goede patron haastte Jef zich om het koppel een flink glas voor te zetten. Toen viel plots het licht uit.
Pikkedonker, alleen de kaars in de buurt van de kerstboom zorgde voor een flauw lichtje.
Kortsluiting dacht Jef en spoedde zich met zijn zaklamp naar de zekeringenkast. 't Is hier niet constateerde hij, kijk buiten zijn ook alle lichten uit, de stroom is overal uitgevallen!
Een panne vloekte Gust, maar ze kunnen ontploffen, ik ga niet. Dat ze hun kalkoenen rauw opeten. Jef diepte uit een kast een doos kaarsen van de Bond zonder naam, plaatste er een op elke tafel, op de tapkast en op de schouw. Hij stak ze één voor één aan en genoot van het warme gefonkel.
Dan ging hij naar de kelder en kwam boven met een kist oude Franse wijn, ging tenslotte op een stoel staan en riep: Vrienden, we gaan vieren, ik trakteer! Glazen werden gevuld, getingel van broos kristal.
De zigeuners begonnen opnieuw te spelen en zelfs Gust sloeg als een Cubaan het ritme op zijn barkruk. Liza had haar kollosale lijf rechtgezet en schreeuwde de accordeonist toe: Tarantella.
Een ogenblik later slingerde zij haar stem tussen de accordeonklanken. Zij zong dat de glazen op het rek begonnen te trillen. Haar stem, die ze zolang niet had gebruikt was rijper en mooier geworden. Met alle kracht die in haar zat, stuwde zij het lang gekoesterde verdriet langsheen haar stembanden.
Daar veranderde ellende in een bevrijdend lied, dat iedereen rond haar betoverde en de nacht vulde tot in de donkerste hoeken.
Alsof hij het geroken had stond daar plots weer Robert met zijn saxofoon. Een minuut later hingen de klank van sax en accordeon, van stem en gitaar als muzikaal behang in de gelagzaal. Niemand hoorde nog het gepiep van de GSM die in zijn hoekje klaaglijk begon te roepen. De muziek rolde intussen naar buiten over de verlaten straat. We gaan voor de mensen spelen riep Jef en hij greep twee dienborden die hij als symbalen tegen elkaar sloeg. Vrolijk trok de bende naar buiten. In het voorbijgaan schopte Gust tegen de wagen van den elentriek.
Mensen kwamen verbaasd uit hun donkere huizen. Enkelen trokken hun jas aan en stapten mee op. Een tubaspeler, een klarinet, een gans orkest was het dat op de duur langs het donkere silhouet van de kerk de Kammeersen indook en langs de Markebeek verder trok.
En de schapen in de weide, de kraaien in de hoge kanadas, ze keken verwonderd naar die wondere stoet die met pinkelende lichtjes verdween onder het donkere uitspansel dat vol klanken hing, als bliezen alle hemelscharen tegelijk op hun koperen bazuinen.