Algemeen Nederlands
Met een sierlijke krul ondertekende hij het perkament. Willem van Ledeberg keek voldaan naar zijn eigen handschrift. Hij maakte er een erezaak van zijn brieven zelf te schrijven. Er kwam een zweem van minachting om zijn mond toen hij dacht aan zijn buren van Laarbeek, Lennik en Gaasbeek die al hun administratie moesten overlaten aan hun raadsheren. Ongeletterde barbaren en ijzervreters, dat waren het. Nee, hij was van een ander kaliber. De monniken die de diensten in de burchtkapel verzorgden, hadden hem als jonge knaap leren schrijven, hadden hem naast Diets en Frans ook Latijn geleerd.
Wapengekletter schuwde hij als de pest. En toch had deze fijnzinnige feodale heer één zwak punt: hij was verzot op toernooien. Niet om zichzelf in het wapengekletter te gaan mengen of om zijn heldenmoed te tonen. Daar had hij zelfs een broertje aan dood.
Hij wou niet het gevaar lopen zijn geleerde hersens te laten doorboren door een lans of een zwaard. Bij de toernooien was het hem veeleer te doen om het spektakel. Om de schittering van kleurrijke tenten, blinkende harnassen, opgetuigde paarden, verrukkelijke feestmalen en vooral, om de weelderig uitgedoste dames. Hem was de eer al meer dan eens te beurt gevallen dat de jonkvrouwen meer bewondering hadden voor zijn gedichten en sonnetten dan voor de met bloed besmeurde winnaar van een tweegevecht. Dat hij nu sinds twee jaar getrouwd was met Beatrice was nauwelijks een bezwaar om zich tijdens zon toernooi te laten omringen door een schare adellijke schoonheden.
Willem kon de laatste dagen aan niets anders meer denken. Van de ochtend tot de avond was hij in de weer om alle voorbereidselen gade te slaan voor het komende tornooi. Niets had hij aan het toeval overgelaten.
De nieuwe vleugel van zijn kasteel, waarvan de bouw nog door zijn vader was begonnen, torende fier uit boven de heuvel. Wie vanuit Aalst of Brakel richting Brabant keek, kon niet naast de massieve omtrekken kijken van de stoere donjon. In de kelders rustten tientallen vaten zoete moezelwijn die hij voor deze gelegenheid had laten overbrengen. Knechten en meiden waren nu al in de weer om varkens te slachten en te pekelen, om kippen, kwartels en patrijzen vet te voeren. Al het koper, goud en zilver van zijn heerlijkheid werd aangevoerd, zodat iedereen kon zien dat hij de belangrijkste en rijkste leenheer uit de streek was.
Toen op die schitterende zomerdag dan de eerste groepen zich aanmeldden en de eerste banieren voor de eerste tenten werden geplant, straalde Willem van Ledeberg. Een haast eindeloze karavaan werd de heuvel opgetrokken. Iedereen die naam had in het Brabant van die jaren kwam met een uitgebreid gevolg en met zijn duurste huisraad aangetreden. De simpele burgers van Ledeberg en Pamel wisten niet waar eerst te kijken. Af en toe moesten zij eens met de ogen knipperen vanwege de felle schittering van kledij en wapentuig.
Op hun kasteel ontvingen Willem en Beatrice hun gasten met alle mogelijke praal. Troubadours en minstrelen hingen de hoge ruimten vol feestelijke muziek. Aan een eindeloze tafel, gemaakt uit pikzwart ebbehout, werden de heerlijkste gerechten opgediend in zware zilveren bekers en gouden schalen. De heren zaten aan in hun zwaarste uitrusting met kettingen en kronen, de jonkvrouwen in wijde gewaden van brokaat en zijde.
Opeens scheurden bazuinen en theorben door het feestgedruis. Als laatste gast kwam de heer van Grimbergen het gezelschap vervoegen. Gezeten op zijn gepantserde paard, zijn gouden harnas blinkend als een volle maan en gevolgd door een groep ruiters die in pracht nauwelijks moesten onderdoen voor hun heer, kwam de indrukwekkende stoet de feestweide opdraven. Onder het geweld van de hoeven begonnen de bekers op de tafel tegen elkaar te klingelen als fijne belletjes. Met een waardigheid, als was hij de keizer van het Roomse Rijk in eigen persoon, trad Willem het gezelschap tegemoet.
Toen liet Grimbergen het geschenk aanrukken voor Willem van Ledeberg. Vier zwarte paarden trokken een kar voort waarop een kolossale gouden klok was gemonteerd. Bloemen en linten in alle mogelijke kleuren waren overvloedig over de praalwagen gehangen. Wanneer de paarden hun zware last tot in het midden van het terrein hadden getrokken en de twee rijke heren mekaar de hand schudden, gebeurde het.
De dunne bovenwand van de Ledeberg scheurde open onder het gewicht van al het goud en zilver. Met een ijselijke kreet verdwenen alle gasten in de diepten van de aarde. Gans de feestwijde en het grootste deel van de trotse burcht werd verzwolgen door de onbarmhartige heuvel. Als bij wonder bleef enkel nog de burchtkapel over aan de rand van de krater.
Enkele nieuwsgierigen waagden het dichterbij te komen en zagen hoe in de diepte een enorme waterstroom alles wegspoelde. Met het water werden bergen aarde meegesleurd die op minder dan een uur de grote opening deed volslibben. Vele jaren durfde er niemand meer over deze plek heenstappen.
Toch groeiden er spoedig jonge beuken op de onzalige plek die weldra begroeid was met machtige beuken.
De nieuwe heer van Ledeberg bouwde zich een kasteel op zijn gehuchtje aan de oever van de Dender. Hij noemde zich voortaan trouwens Heer van Pamel.
Eeuwen lang zouden er mensen naar de Ledeberg komen om er te zoeken naar een gouden schaal of beker. Maar nooit heeft enig graafwerk ook maar één zilveren lepeltje opgeleverd.