Intro
Robert Van der Cruys (†), afkomstig uit Sint-Katharina-Lombeek, was actief in het plaatselijke dorpsleven en reeds meer dan 20 jaar lid van de cultuurraad met uitoefening van verschillende bestuursfuncties. Hij schreef reeds tientallen jaren cursiefjes over doodgewone dingen en reisverhalen zonder toeristische bedoelingen. Hij was promotor van de plaatselijke streektaal en eveneens auteur van "EJJE MAU VERSTUIN?", een boek over de streektaal van de fusiegemeente Ternat. Dit boek is een primeur voor Vlaanderen.
Algemeen Nederlands
Die er niet meer is!
In het centrum van Sint-Katherina-Lombeek verdween de prachtige kastanjelaar.
Een groot verlies.
Het kon niet blijven duren. Reeds jaren wordt die unieke, prachtige boom, die het dorpscentrum van Lombeek zo sfeervol maakt, het leven zuur gemaakt. Eens was hij de trots van de hele gemeente en stond hij dan ook heel fier te pronken in de gezellige tuin van het Sint- Carolusrusthuis. Een vijvertje met bijhorend smeedijzeren brugje en talrijke verzorgde bloembedden maakten het tot een mooi geheel. Veilig voor het verkeer want beschermd door een stevige muur en een met scherpe punten versierd traliehek.
Ieder jaar liet hij ons in de lente genieten van een fantastisch onvergetelijk bloemenschouwspel. Honderden bloemen als kaarsen in het enorm grote, groene gebladerte. Met zijn maat, de ceder, links van hem, wedijverde hij om zijn kruin het hoogste in de lucht te krijgen. De prijs voor de mooiste boom kon hem zeker niet ontsnappen.
Bij de verbouwingswerken aan het rusthuis moest het hele park eraan geloven, zelfs zijn veilige omheining met bijhorend hekwerk werd verwijderd. Enorme bouwputten hebben beslist heel wat wortels verhinderd door te groeien. En dan kwam die fameuze verkeersrotonde, amper op enkele meters van zijn stam. Gewoon niet te doen! Weer moesten heel wat wortels sneuvelen en daverde het verkeer hem helemaal in de war. Ge moet het maar ondergaan dat dag en nacht denderende gedrochten over uw tenen rijden!
Aan zijn lijdensweg kwam geen einde. De bevoegde autoriteiten hadden terecht onze unieke kastanjeboom geklasseerd als monument en dan toch maar de toelating gegeven om weer eens diepe putten te graven en zijn territorium steeds maar te verkleinen. Mocht het hen gelukt zijn, zouden ze hem in een grote bloempot hebben gestopt, desnoods met een strikje er rond. Moe gestreden heeft hij enkele dikke takken gegooid naar de stalen monsters op vier wielen die dagdagelijks over zijn wortels dreunden. Men zou voor minder door het lint gaan en zijn geduld verliezen, ook al ben je maar een kastanjeboom. Dit was echter ook het begin van het einde.
Op een druilerige maandag in januari verschenen zes stoere mannen in grijze overall, gewapend met lawaaierige boomzagen, schrikaanjagende helmen, oversized oorschelpen en een enorme hoogtewerker. Zij gingen als gekken tekeer. Kon moeilijk anders, op hun rug stond in rode letters hun afkomst: VAN GEEL!
Van op een veilige afstand heb ik het spektakel, met gebalde vuisten in mijn broekzakken, gadegeslagen. Meedogenloos hebben ze tak na tak naar beneden gehaald en tot "openhaardblokskes" verwerkt. Twee dagen schreeuwende kettingzagen, krakende takken en gulzige hakselaars later, bleef er enkel een hoopje houtsplinters over en kon de schijnheilige werfkraan triomfantelijk maar totaal onverdiend haar giek als hoogste punt van de omgeving opeisen.
Onze "kastonjelei", Loemmeks voor kastanjeboom, heeft de ongelijke strijd verloren. Hij ruste in vrede!
Meer dan 200 jaar was hij het decor geweest voor het dorpsleven, gaf zijn enorm gebladerte ons veilige bescherming tegen de regen, liet hij jaarlijks massa's kastanjes vallen die wij als jonge snaken verzamelden om, weet ik veel, er wat mee te gaan doen. Onder zijn beschermende takken installeerde zich ieder jaar de kermis. De "kettesjmeeln" stond steeds rechtover "Mode Marieke" en draaide zo snel dat wij ons rondzwierend bakje, hangende aan twee kettingen, hoger waanden dan de kastanjelaar; Ik herinner me nog de grote jongens die meehielpen om de molen draaiende te houden. Eens op volle toeren mochten zij, na bevel van de molenuitbater, op de balken gaan zitten en zo gratis toertjes meedraaien. Aan de overkant van de straat stonden de schommels tegen de stallingen van "dei va Lemmes" . Zes in het totaal, waarvan er drie helemaal rond hun as konden draaien. Dat was iets voor de stoere mannen. Hun voeten zaten veilig in ijzeren beugels en om hun lenden was een veiligheidsriem gegespt, die aan de schommel verbonden was met kettingen. Als jonge broekventen konden wij niet genoeg krijgen van dat spektakel, het was alsof die bootjes hoger gingen dan de boom. En die boom was voor ons nu wel de norm voor iets heel, heel hoog. Tot aan de hemel!
In die schommels heb ik mijn eerste lief opgedaan. Frieda'ke met vlechtjes en ik met mijn brilletje, samen veertien jaar (zij zes en ik acht), in een schommelbootje. Haar vader zag er blijkbaar iets goed in want hij heeft ons bootje nog in gang geduwd. Wij waanden ons in de zevende hemel tot de uitbater aan een grote hefboom trok en onze schommel door een ferm uit de kluiten gewassen houten balk bruusk werd afgeremd. Frieda'ke met haar pa en een "Brussel op een stokje" likkend naar huis en ik bleef verweesd achter zonder Frieda en likstok, maar wel met nog een paar slokken "kalisjesap" in een oud medicijnflesje. Wanneer na de kermisdagen de schommels weer werden afgebroken, waren wij er als de kippen bij om op de plaats waar die drie helemaal ronddraaiende schommels stonden, te gaan zoeken naar pasmunt dat misschien wel uit die waaghalzen hun broekzakken was gevallen.
De "kastonjelei" bood ook bescherming aan de jaarlijks wederkerende leurder die de bestekken kwam vertinnen. De "leipels en frinkettn" kregen er een nieuw blinkend laagje tin. Wij mochten soms met een stuk karton het vuur aanwakkeren dat onder het vloeibare tin was aangestoken.
Fanieken, de roomijsverkoopster, had gewoonlijk haar vaste staanplaats aan de reling van de brug over de beek, naast het café van Fiel D'Hoe. Haar witte stootkar met twee "anteeven" en evenveel "veleuwieln" was voorzien van een enorm groot, goudkleurig deksel met bovenaan een dikke bol. Een strategische plaats, naast de jongensschool en je kon ze van heel ver zien staan. Wanneer er dreigende regenwolken kwamen aanzetten, bood onze boom haar maar al te graag bescherming.
Hoeveel van uw mooie bladeren zouden er niet gedroogd en geplakt zijn in de schriften van de schoolgaande jeugd? Het was al flink wat zoeken om een blad te vinden dat niet te groot was, want plooien dat kon helemaal niet!
Dikke boeken vol spannende, ontroerende en dagdagelijkse verhalen zou onze boom kunnen vullen. Zowat iedereen van het dorp kan in deze verhalen figureren, hij was gewoonweg een ferm stuk uit ons dagelijks leven.
Waar gaan de bejaarde gasten van "het gesticht" nu op een bankje in de schaduw hun herinneringen kunnen ophalen? Zich afvragend hoe het vroeger toch zoveel beter was, toen iedereen nog "ne goeiendag" zei. Dat ze tevreden waren met weinig en naastenliefde nog geen na te streven waardeobjectief was, maar een vanzelfsprekend gegeven.
Nu zullen ze in de recreatiezaal onder de weliswaar kundige leiding van ergo en andere peuten handwerkjes moeten maken, danspasjes leren en pogen hun stramme spieren ten minste nog wat losser te krijgen.
"Kastonjelei", ik ga je missen, vriend! Jouw contouren zijn voor eeuwig op mijn netvlies gebrand. Eigenlijk kan ik begrijpen dat je de pijp aan Maarten hebt gegeven. Had het nog wel zin verder te blijven vechten? Er zijn geen roomijsverkoopsters meer zoals Fanieken die evenveel deugd had om ons te zien likken aan "nen tuuter" dan bij het natellen van haar dagontvangsten. De schimmige vertinner zou zonder werk zitten. Nu gooien ze de lepels weg vooraleer ze de kans hebben gehad een vlekje te krijgen. De kermismolen en schommels zijn vervangen door verschrikkelijk lawaaimakende gedrochten die met hun fel verlichte vangarmen en flikkerende schijnwerpers, je allerlei schrikwekkende toeren laten uitvoeren om er dan met knikkende benen en een ongestelde maag uitgespuwd te worden.
Naar het schijnt komt er een opvolger. Er wordt zowaar een nieuwe kastanjeboom geplant! Ik wens de nieuweling alvast heel veel moed toe, hij zal het verdorie niet gemakkelijk hebben om tussen die betonnen structuren een plaatsje te vinden en er zijn wortels uit te strekken. Wellicht zal het een genetisch gewijzigd exemplaar worden dat is aangeleerd om zijn wortels naar onder te richten en geen takken meer te gooien naar de luchtverpestende, brullende monsters op ten minste vier wielen. Doe flink je best man en misschien zullen mijn achterkleinkinderen met evenveel waardering en leedgevoel een verhaaltje schrijven over uw pogingen om een positieve inbreng te hebben in hun leefgemeenschap.
Zij zullen er een boompje over opzetten!
"