Algemeen Nederlands
Virginie Luyckx, in Bellingen en omgeving beter gekend als Nieke, was twintig jaar kokkin bij de Zusters Vincentius a Paulo van Sint-Denijs-Westrem in het pensionaat Ter Loo in Bellingen. Zij begon aanvankelijk als poetsvrouw in de keuken maar promoveerde vlug tot kokkin voor 75, soms wel 100 "pensionairs". Virginie werd geboren in 1922 en woont in de Trapstraat in Bellingen.
Hoe kwam je terecht in het pensionaat Ter Loo ?
"Wanneer de kinderen naar school waren kon ik om negen uur aan de slag tot 's namiddags drie uur. In 't begin werkte ik er alleen 's woensdags en 's zaterdags om de keuken te kuisen. Nadien kookte ik alle dagen voor ongeveer 75, soms 100 pensionairs en een vijftiental zusters. Ik kreeg enkel hulp van zuster Roza. Het was wel hard werken en niets ging verloren. Zuster Rufine stikte ganse dagen lakens, handdoeken...en zuster Chantal deed de was van de zusters. Ik maakte een emmer" stijfsel" voor het strijken van hun "kap".
Hoe verliep zo'n dag, Nieke ?
"Ik begon de dag met de afwas van het ontbijt (de koffiekannen). Er waren drie refters. Zuster Roza zette steeds de koffie. De opvoeders zorgden voor de bedeling en de afwas van de tassen. De kinderen kregen boterhammen, confituur,salami, soms een speculaas".
Bakten de zusters zelf ?
"Nee, de bakker van Herfelingen bracht alle dagen brood. Er kwam ook een beenhouwer en een plaatselijke boer bracht dagelijks 40 liter verse melk. Zuster Chantal bestelde groenten en fruit in Halle".
Er was toch een moestuin ?
"Ja, dat was voor mijn tijd. Er stond wel heel veel rabarber. Daar kon ik goeie compote mee maken en van het teveel maakte ik confituur".
Beschrijf de keuken van toen eens.
"Het was een grote kelderkeuken met een groot gietijzeren keukenfornuis met twee ovens en een waterreservoir, een cuisinière. Ik moest die alle dagen schoon schuren. Daarop bakte zuster Chantal soms pannenkoeken (een grote ketel), niet in een pan maar rechtstreeks op de plaat, die zij eerst inwreef met een spekzwoerd".
De grootste karwei was wellicht het middageten ?
"Na de afwas van de koffiekannen begon ik met aardappelen schillen, twee en een halve emmer. Schillen gebeurde toen gelukkig al met een machine. De zuster stak de ogen in de aardappelen uit. Om de week maakten we frieten, ofwel aardappelschijfjes gebakken in het frietvet. Soms was het stoemp met groenten van het seizoen, rode kool, wortelen... Soms waren er ook schorseneren bij, maar dat was blik, want dat vroeg teveel tijd. Als vlees bakten we ofwel ballekes, ballekes in tomatensaus, saucissen, stoofvlees, vogels zonder kop. Nooit steak of rosbief, wel eens varkensgebraad. Het vlees was steeds vergezeld van saus, eventueel braadjus.
Alle dagen maakten we twee ketels soep: preisoep of tomatensoep, kervelsoep... Van de veertig liter verse melk maakten we dikwijls pudding, rijstpap, havermoutpap, maïzenapap, cacao. Als dessert kregen de kinderen dus dikwijls pudding of fruit. Na de middag was er de afwas van de kookpannen en ketels en nadien moesten we de vloer en het fornuis kuisen. De opvoeders zorgden in de drie refters voor de kleine afwas van borden en glazen. 's Vrijdags bleef ik wat langer want dan moest ik het menu van de komende week opstellen. Het was hard werken, maar ik heb er goeie herinneringen aan".
U was de tweede oudste van acht kinderen.
"Klopt. Mijn vader was in 't dorp goed bekend want hij ging te voet met zijn beer ( mannelijk varken) rond bij de boeren. 's Winters als dat werk stil lag ,,jaagde'' hij bomen op in bossen en aanplantingen. Jagen betekent eigenlijk ,,sleunen'': snoeien van woudbomen en de onderste takken snoeien om de boom in de hoogte te doen groeien. Vandaar zegt men bij ons ook: opjagen. Als jong meisje leerde ik veel over het huishouden in een burgerfamilie. Ik kreeg zes kinderen".